ECLI:NL:RBDHA:2022:6247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
NL21.10309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag duurzaam verblijf gemeenschapsonderdaan wegens gebrek aan rechtmatig verblijf en onvoldoende bewijs van economische activiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Bulgaarse nationaliteit houdende vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een document 'duurzaam verblijf burgers van de Unie', maar deze aanvraag werd afgewezen omdat verweerder vaststelde dat eiseres geen rechtmatig verblijf had als gemeenschapsonderdaan. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat zij gedurende vijf jaar als werknemer of zelfstandige had gewerkt, of dat zij als economische niet-actieve gemeenschapsonderdaan rechtmatig verblijf had. Eiseres ontving sinds 2014 een bijstandsuitkering en verweerder concludeerde dat zij een onredelijke last vormde voor de Nederlandse algemene middelen. Eiseres voerde aan dat zij door ziekte tijdelijk niet had kunnen werken, maar inmiddels weer een baan had. De rechtbank oordeelde dat de arbeid die eiseres had verricht niet voldeed aan de eisen voor rechtmatig verblijf en dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitviel. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag voor duurzaam verblijf.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10309

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan [1] heeft en de aanvraag van eiseres tot afgifte van een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’ afgewezen.
Bij besluit van 2 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1970 en heeft de Bulgaarse nationaliteit. Zij verblijft sinds 19 april 2010 in Nederland. Eiseres heeft op 19 juni 2020 de onderhavige aanvraag ingediend. Verweerder heeft naar aanleiding van deze aanvraag eiseres meegedeeld dat wordt onderzocht of eiseres rechtmatig in Nederland verblijft, omdat zij vanaf 2014 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (hierna: bijstandsuitkering) ontvangt en dus een beroep doet op de openbare kas.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad en heeft haar aanvraag afgewezen. De stukken die eiseres heeft ingeleverd zijn onvoldoende om aan te nemen dat eiseres gedurende vijf jaar werknemer of zelfstandige was [2] dan wel dat zij een economische niet-actieve gemeenschapsonderdaan was. [3] Daarnaast is niet gebleken dat zij als werkzoekende of op een andere grond rechtmatig verblijf had. De belangenafweging valt in het nadeel uit van eiseres, omdat zij een onredelijke last vormt voor de Nederlandse algemene middelen. Verweerder heeft ook geen reden gezien om eiseres ambtshalve verblijf te verlenen op grond van artikel 8 van het EVRM [4] of om af te wijken van de beleidsregels [5] .
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert hiertegen het volgende aan. Zij was door ziekte tijdelijk niet in staat om te werken en ontving een bijstandsuitkering, maar zij heeft nu een baan, zodat zij haar status behoudt en wel voldoet aan de voorwaarden. [6] In de periode waarin zij een uitkering kreeg heeft zij zich volledig ingezet om de kans op werk te vergroten. Verder heeft zij ook rechtmatig verblijf gehad als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan. Uit de overgelegde stukken blijkt voldoende dat haar ex-partner, waar zij van 2010 tot 17 juni 2016 bij verbleef, over duurzame, zelfstandige en voldoende inkomsten beschikt. Tot slot voert eiseres aan dat er een onjuiste belangenafweging heeft plaatsgevonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verblijf als actieve gemeenschapsonderdaan
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad als economisch actieve gemeenschapsonderdaan. Verweerder heeft daarbij voldoende gekeken naar alle bekende en door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden. De arbeid die eiseres heeft verricht tussen 1 mei 2016 en 20 november 2016 heeft verweerder terecht aangemerkt als marginale en bijkomstige werkzaamheden, niet als reële en daadwerkelijke arbeid. Niet is gebleken dat eiseres daarnaast nog arbeid in loondienst heeft verricht. Dat eiseres niet als zelfstandige arbeid heeft verricht, is niet in geschil.
4.1.
De rechtbank volgt verweerder voorts in zijn standpunt dat niet is gebleken dat eiseres rechtmatig verblijf heeft als werkzoekende. Het betoog van de 51-jarige eiseres dat het als gevolg van haar leeftijd en medische klachten lastig is om een baan te vinden, maakt dit niet anders, nu dit betoog niet met stukken is onderbouwd. Wat eiseres verder hierover heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder mogen concluderen dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft als economisch actieve gemeenschapsonderdaan. [7]
Verblijf als niet-actieve gemeenschapsonderdaan
5. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen concluderen dat eiseres geen rechtmatig verblijf als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan toekomt. [8] Met de overgelegde stukken heeft eiseres niet aangetoond dat haar ex-partner over voldoende zelfstandige en duurzame middelen van bestaan heeft beschikt in de relevante periode. De rechtbank overweegt dat eiseres, ondanks aankondiging, geen belastingaanslagen heeft overgelegd. Verweerder heeft dit opmerkelijk mogen achten, met name omdat herhaaldelijk de gelegenheid is geboden om dit verzuim te herstellen en deze stukken alsnog te overleggen. Eiseres heeft slechts de belastingaangiftes overgelegd, maar hieruit blijkt enkel wat de ex-partner van eiseres zelf heeft opgegeven als inkomen.
5.1.
Alvorens het verblijfsrecht van eiseres beëindigd kan worden moet een belangenafweging gemaakt worden tussen de belangen van eiseres en die van de Nederlandse staat. De enkele aanspraak op algemene en publieke middelen is daarvoor niet voldoende. Het gaat erom of eiseres een onevenredige last is voor de algemene middelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle relevante gegevens en belangen van eiseres kenbaar afgewogen tegen het belang van de Nederlandse staat en voldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. Niet in geschil is dat eiseres vanaf 27 maart 2014 een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden en vervolgens vanaf 17 juni 2016 een bijstandsuitkering voor alleenstaanden heeft ontvangen. Dit betekent dat eiseres meer dan zeven jaar een uitkering heeft ontvangen en daarmee ten laste van de openbare kas in Nederland was. In het nadeel van eiseres heeft verweerder meegewogen dat niet is gebleken dat zij reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht en dat zij niet heeft aangetoond dat zij op zoek is geweest naar werk. Verweerder heeft verder in het nadeel van eiseres meegewogen dat zij reeds 40 jaar oud was toen zij in Nederland kwam, zodat wordt aangenomen dat zij nog sterke banden met Bulgarije heeft. De stelling van eiseres dat zij actief deelneemt aan de Nederlandse maatschappij en verknocht is aan Nederland, leidt, voor zover aannemelijk, niet tot een ander oordeel. Door eiseres zijn voor het overige geen omstandigheden aangevoerd die voor wat betreft de belangenafweging in haar voordeel moet worden uitgelegd.
5.2.
Verweerder heeft derhalve de belangenafweging in het nadeel van eiseres mogen laten uitvallen en haar terecht niet aangemerkt als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan.
Duurzaam verblijfsrecht
6. De rechtbank overweegt dat de vreemdeling die gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad, duurzaam verblijfsrecht in Nederland heeft. [9] Nu eiseres niet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8.12 van het Vb heeft voldaan, was er geen sprake van rechtmatig verblijf. Hieruit volgt ook dat er voorafgaand aan het bestreden besluit geen sprake is geweest van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf. Verweerder heeft de aanvraag dan ook mogen afwijzen.
6.1.
Het beroep van eiseres op de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 april 2016 [10] , maakt het voorgaande niet anders, nu deze uitspraak in hoger beroep is vernietigd door de hoogste bestuursrechter. [11]
6.2.
Voor zover uit de door eiseres in beroep overgelegde arbeidsovereenkomst en loonstroken blijkt dat eiseres thans (per 2021) werkzaam is in loondienst en daarmee voldoet aan het bepaalde in artikel 8.12 van het Vb, heeft eiseres hiermee niet aangetoond dat is voldaan aan de vijf-jaarstermijn van 8.17, eerste lid onder a van het Vb. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres geen duurzaam verblijfsrecht heeft in Nederland.
Hoorplicht
7. De beroepsgrond dat de hoorplicht is geschonden faalt. Verweerder heeft op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen afzien van horen nu er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit dan het primaire besluit.
Wat is de conclusie?
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
U kunt een beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Als bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb.
3.Als bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Als bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb.
7.Als bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb.
8.Als bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb.
9.Op grond van artikel 8.17, eerste lid onder a, van het Vb.
10.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 28 april 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2568.
11.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3170.