ECLI:NL:RBDHA:2022:6248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
NL21.11280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Belgische nationaliteit, heeft sinds 9 december 2019 in Nederland gewoond en ontving een AIO-aanvulling in het kader van de Participatiewet. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad als gemeenschapsonderdaan, omdat zij niet heeft aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het verleden niet in loondienst of als zelfstandige heeft gewerkt en ook geen werkzoekende is geweest. Eiseres voerde aan dat zij rechtmatig verblijf heeft als niet-actieve economische gemeenschapsonderdaan en dat haar zoon haar financieel ondersteunt. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar financiële situatie en dat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld in de belangenafweging. De rechtbank concludeerde dat eiseres ten onrechte niet is gehoord in bezwaar en dat het bestreden besluit vernietigd moet worden.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad als gemeenschapsonderdaan. [1]
Bij besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om het onderzoek ter zitting achterwege te laten. Het onderzoek is vervolgens gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1950 en heeft de Belgische nationaliteit. Zij staat vanaf 9 december 2019 ingeschreven in Nederland in de Brp [2] . De SVB [3] heeft aan verweerder gemeld dat eiseres met ingang van 13 februari 2020 een AIO [4] -aanvulling in het kader van de Participatiewet (hierna: PW-uitkering) ontvangt. Verweerder heeft daarop bij brief van 30 oktober 2020 aan eiseres medegedeeld dat hij een onderzoek heeft ingesteld naar de rechtmatigheid van haar verblijf in Nederland.
2. Verweerder heeft vervolgens vastgesteld dat eiseres geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan heeft gehad op grond van artikel 8.12 van het Vb. Eiseres heeft volgens verweerder niet aangetoond dat zij werkzaam is geweest als zelfstandige of in loondienst, werkzoekende is of over voldoende middelen van bestaan beschikt om haar als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan aan te merken. [5] De belangenafweging valt in het nadeel van eiseres uit, omdat zij een onredelijke last vormt voor de Nederlandse algemene middelen, aldus verweerder.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert daartegen het volgende aan. Haar wordt ten onrechte verweten dat zij een PW-uitkering heeft aangevraagd en ontvangen. Zij heeft de aanvraag enkel ingediend nadat de gemeente haar heeft bericht dat zij hierop een beroep kon doen. Bovendien heeft zij rechtmatig verblijf als niet-actieve economische gemeenschapsonderdaan. De uitkering is stopgezet en zij heeft voldoende middelen om in haar kosten voor levensonderhoud te voorzien, nu haar zoon haar financieel bijstaat, zodat zij geen onredelijke belasting voor het sociale bijstandsstelsel vormt. Er heeft daarom geen evenwichtige belangenafweging plaatsgevonden. Tot slot is zij ten onrechte niet gehoord in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres in het verleden niet in loondienst of als zelfstandige heeft gewerkt. Ook is zij geen werkzoekende geweest. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
4.1.
Op grond van artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb heeft de vreemdeling langer dan drie maanden na inreis rechtmatig verblijf in Nederland als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan indien zij beschikt over voldoende middelen van bestaan. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres geen rechtmatig (duurzaam) verblijf heeft gehad als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan.
4.2.
Vaststaat dat eiseres op haar aanvraag ter aanvulling van haar Belgische pensioen een uit de algemene middelen bekostigde aanvullende uitkering heeft ontvangen, van 13 februari 2020 tot 1 mei 2021. Behoudens tegenbewijs mag hieruit worden afgeleid dat eiseres in die periode niet over voldoende middelen van bestaan beschikte. Dat eiseres de uitkering in goed overleg en met toestemming en medeweten van de gemeente en de SVB heeft aangevraagd en dat zij zich naar eigen zeggen niet bewust was van de mogelijke verblijfsrechtelijke gevolgen, is als zodanig niet relevant.
4.3.
Voor zover eiseres stelt dat zij is onderhouden door haar zoon, was het aan haar om dat aan te tonen. De enkele verklaring van de zoon dat hij voorziet in de kosten van levensonderhoud van eiseres, is niet met stukken onderbouwd. Dit geldt te meer nu eiseres zelfstandig woont en eerder een aanvraag heeft gedaan om een PW-uitkering.
4.4
Het voorgaande betekent dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan.
Belangenafweging
5. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder vervolgens een belangenafweging heeft uitgevoerd ter beoordeling van de vraag of van eiseres kan worden gevraagd om uit Nederland te vertrekken omdat zij een onredelijke belasting vormt voor de sociale bijstand. Hierbij zijn de persoonlijke omstandigheden van eiseres betrokken, waaronder de reden dat eiseres een beroep heeft gedaan op de algemene middelen, de gezinssituatie van eiseres, de mate van integratie in Nederland en de vraag of verwacht moet worden of eiseres op termijn opnieuw een beroep zal moeten doen op de bijstand.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende onderzoek echter niet voldoende zorgvuldig geweest. Verweerder was er ten tijde van het bestreden besluit mee bekend dat eiseres niet langer een beroep deed op de algemene middelen, omdat zij onmiddellijk na het bekend worden van mogelijke verblijfsrechtelijke gevolgen van haar uitkering heeft besloten om deze te laten stoppen. In bezwaar heeft eiseres op 21 april 2021 een door haar zoon ondertekende verklaring toegestuurd waarin hij aangaf dat hij eiseres financieel ondersteunt. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat nog onduidelijk is gebleven met welke financiële middelen eiseres wordt onderhouden, valt niet in te zien waarom verweerder hier niet in zijn brief van 25 maart 2021 tevens om heeft gevraagd. Door dat na te laten heeft verweerder de indruk gewekt dat voor de vaststelling van het verblijfsrecht van eiseres kon worden volstaan met de wel gevraagde gegevens. Het komt voor verweerders rekening dat hij niet duidelijk genoeg met eiseres heeft gecommuniceerd over welke informatie hij nog nodig had om te kunnen oordelen over het rechtmatig verblijf. Verder is niet in het bestreden besluit benoemd welke stukken ontbreken.
Hoorplicht
6. Het voorgaande is ook van betekenis bij de beoordeling van de vraag of eiseres op haar bezwaar had moeten worden gehoord. De hoorplicht vormt een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure [6] . Er kan slechts van horen worden afgezien indien er, naar objectieve maatstaven, op voorhand geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit [7] . Door in dit geval het bezwaar ongegrond te verklaren zonder eiseres te horen heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld.
7. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 7:2 en 7:12 van de Awb. Er is geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om anderszins zelf in de zaak te voorzien. Het ligt op de weg van verweerder om alsnog aan de hand van de actuele gegevens omtrent het inkomen van de zoon te beoordelen of deze voldoende kunnen worden geacht om tevens te voorzien in het levensonderhoud van eiseres en of daarmee is voldaan aan het middelenvereiste. De zaak leent zich daarom niet voor het toepassen van een bestuurlijke lus. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Wat is de conclusie?
8. Het beroep is gegrond.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
U kunt een beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Basis Registratie Personen.
3.Sociale Verzekeringsbank.
4.Aanvullende inkomensvoorziening ouderen.
5.Zie artikel 8.12, eerste lid, van het Vb.
6.Artikel 7:2 van de Awb.
7.Artikel 7:3 van de Awb.