In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Belgische nationaliteit, heeft sinds 9 december 2019 in Nederland gewoond en ontving een AIO-aanvulling in het kader van de Participatiewet. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad als gemeenschapsonderdaan, omdat zij niet heeft aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het verleden niet in loondienst of als zelfstandige heeft gewerkt en ook geen werkzoekende is geweest. Eiseres voerde aan dat zij rechtmatig verblijf heeft als niet-actieve economische gemeenschapsonderdaan en dat haar zoon haar financieel ondersteunt. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar financiële situatie en dat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld in de belangenafweging. De rechtbank concludeerde dat eiseres ten onrechte niet is gehoord in bezwaar en dat het bestreden besluit vernietigd moet worden.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.