ECLI:NL:RBDHA:2022:6261
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.A. Karsten - Badal
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek intrekking asielvergunning en beoordeling van nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van een eiser van Soedanese nationaliteit, die zijn asielvergunning in Nederland had verloren. De eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd gekregen, maar deze was op 10 maart 2014 ingetrokken omdat hij zich had gemeld met valse identificerende gegevens. Eiser heeft op 12 januari 2018 opnieuw asiel aangevraagd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser heeft op 3 juni 2021 een verzoek tot herziening van het intrekkingsbesluit ingediend, waarbij hij stelde dat hij slachtoffer was van persoonsverwisseling en dat hij een verklaring van de Soedanese ambassade had overgelegd ter ondersteuning van zijn claim.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de Soedanese ambassade niet voldoende was om te twijfelen aan de informatie van de Belgische autoriteiten, die hadden vastgesteld dat eiser in 2012 was gecontroleerd op de luchthaven. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de herziening van het intrekkingsbesluit rechtvaardigden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het identiteitsbewijs dat eiser op 1 december 2021 had overgelegd, niet de waarde had die eiser eraan hechtte, omdat er geen verificatie van de identiteit had plaatsgevonden door de Soedanese autoriteiten. De rechtbank heeft de ongegrondverklaring van het herzieningsverzoek bevestigd en het beroep van eiser afgewezen.