Op 2 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een omgevingsvergunning voor het veranderen van vijf woningen. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen de verleende vergunning, verzocht om een voorlopige voorziening. De vergunninghoudster had op 13 juli 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het wijzigen van de indeling van de woningen, het maken van constructieve doorbraken en het plaatsen van een extra bouwlaag. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard in een besluit van 25 november 2021. Verzoekster stelde dat de vergunning was verleend nadat de beslistermijn was verstreken en dat de omgevingsvergunning niet voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunninghoudster op correcte wijze had gehandeld en dat de omgevingsvergunning in overeenstemming was met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen redenen waren om aan te nemen dat het bestreden besluit niet in stand zou kunnen blijven. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.