Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopIn het besluit van 29 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld en eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Overwegingen
Eiser is per brief van 23 februari 2022 uitgenodigd voor zijn nader gehoor op 16 maart 2022. Eiser is niet op dit gehoor verschenen. Verweerder heeft geïnformeerd naar de afwezigheid van eiser. Op 16 maart 2022 is aan verweerder door de gemachtigde van eiser per mail gemeld dat eiser besmet was met COVID-19, hij medicatie slikte en in quarantaine moest blijven en daarom niet op de afspraak kon komen.
Verweerder heeft eiser daarom per brief van 28 maart 2022 opnieuw uitgenodigd voor een nader gehoor. Dit keer op 13 april 2022. Eiser is wederom niet verschenen.
Ook met het in beroep overgelegde dossier van het GZA is de rechtbank van oordeel dat eiser niet heeft onderbouwd dat er een verschoonbare reden is dat eiser niet is verschenen. Allereerst volgt daaruit, anders dan in de zienswijze is aangevoerd, niet dat eiser tijdens het gehoor van 13 april 2022 kampte met ‘COVID-19 gerelateerde’ klachten.
In beroep is gesteld dat eiser lijdt aan scabiës en dat het hem niet was toegestaan om zijn kamer te verlaten en voor zijn gehoor te verschijnen. De rechtbank overweegt dat een en ander niet uit eisers medisch dossier volgt. Weliswaar staat in het dossier dat op 24 maart 2022 de diagnose scabiës is gesteld, maar niet dat het eiser (daarom) niet was toegestaan zijn kamer te verlaten. Bovendien ziet de rechtbank niet in waarom eiser de reden van zijn aanwezigheid niet voorafgaand aan het gehoor heeft kunnen melden aan verweerder. Het lag op de weg van eiser om verweerder tijdig in te lichten dat hij niet in staat was om te verschijnen voor zijn gehoor. De beroepsgrond slaagt niet.
Eisers stelling dat hij slachtoffer is van mensenhandel, is onvoldoende om van de uitvaardiging van een inreisverbod zoals bedoeld in artikel 66a, achtste lid, van de Vw af te zien. Ook uit het medisch dossier van eiser blijkt niet dat er sprake is van individuele omstandigheden die maken dat van een inreisverbod moet worden afgezien. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.