ECLI:NL:RBDHA:2022:6422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
AWb 21/3517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot opschorting van vertrek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker van Surinaamse nationaliteit. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na het indienen van bezwaar tegen dit primaire besluit, heeft de verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Voordat er een zitting heeft plaatsgevonden, heeft de staatssecretaris het bezwaar van de verzoeker ongegrond verklaard en dit besluit vervangen door een nieuw besluit op 28 februari 2022. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening ook betrekking heeft op het nieuwe besluit. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3517

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], van Surinaamse nationaliteit, verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000, [1] afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (AWB 21/3517).
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 26 augustus 2021 (bestreden besluit) het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Dit besluit is door verweerder vervangen met het besluit van 28 februari 2022.
Verzoeker heeft tegen het besluit van 26 augustus 2021 beroep ingesteld (AWB 21/5401), zodat het al ingediende verzoek om een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) richt het beroep zich ook tegen het besluit van 28 februari 2022.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van vandaag [2] heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.W. Craanen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zaaknummer AWB 21/5401.