ECLI:NL:RBDHA:2022:646
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet
Op 2 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], en het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Verzoekers hadden een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, welke op 16 december 2021 door verweerder was afgewezen. Verzoekers maakten bezwaar tegen deze afwijzing en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 19 januari 2022, waarbij verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, werd het verzoek behandeld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake moest zijn van een spoedeisend belang, wat in dit geval werd gesteld door verzoekers die in acute financiële nood verkeerden. Verzoekers gaven aan geen inkomsten te hebben en dreigden uit hun woning gezet te worden. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat verzoekers onvoldoende inzicht hadden gegeven in hun financiële situatie en dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door verweerder terecht was. Verzoekers hadden niet aangetoond hoe zij in hun levensonderhoud voorzagen en er was onduidelijkheid over gokactiviteiten van verzoeker Izzat, die niet gemeld waren.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting stand zal houden. De uitspraak werd gedaan door mr. R.H. Smits, in aanwezigheid van griffier W.M. Colpa, en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.