AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Intrekking verblijfsvergunning en afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op basis van Turks associatierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, die de Turkse nationaliteit heeft, en de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning op basis van het Turks associatierecht. Eiser had een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn partner, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk samenwoonde met zijn partner en een gemeenschappelijke huishouding voerde. De rechtbank concludeerde dat eiser gegevens had achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid. Hierdoor was de intrekking van de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht gerechtvaardigd. Eiser had zijn werkzaamheden in Nederland verricht zonder geldige verblijfstitel, waardoor hij geen rechten kon ontlenen aan artikel 6 van Besluit 1/80. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht niet in strijd was met het arrest Unal, omdat eiser nooit aan de voorwaarden had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Voetnoten
1.De basis van het Turks associatierecht wordt gevormd door de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en Turkije van 12 september 1963, goedgekeurd en bevestigd bij besluit 64/732/EEG van 23 december 1963 (PB 1964, 217).
2.Besluit van 19 september 1980 van de Associatieraad EEG-Turkije
3.HvJ EU 29 september 2011, Unal (C-187/10)
4.Artikel 3.17 in samenhang met artikel 3.13 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000
5.Artikel 19 in samenhang met artikel 18, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000
6.Paragraaf B1/6.2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000. De uitzonderingsituatie, dat er twaalf jaar zijn verstreken sinds het verlenen van de vergunning, (B1/6.2.2 Vc 2000 in samenhang met artikel 3.48 Vb 2000) doet zich hier niet voor.
7.Paragraaf B1/6.3 van de Vc 2000
8.Zie o.a. HvJ EU 16 december 1992, Kus (C-237/91).
9.Arbeid verricht met een verblijfsvergunning die is verleend op grond van frauduleus handelen waarvoor de Turkse werknemer is veroordeeld is geen legale arbeid in de zin van artikel 6 van Besluit 1/80, HvJ EU 5 juni 1997, Kol (C-285/95).
10.Artikel 59 van het Aanvullend Protocol van 11 november 1970, goedgekeurd en bevestigd bij verordening (EEG) nr. 2760/62 van 19 december 1972 (PB L 293).
11.Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004
12.Vgl. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 9 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3293, rov. 6.7. 13.Artikelen 7:2 en 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht