ECLI:NL:RBDHA:2022:6531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van jonggehandicapte eiser

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 juli 2022, wordt de aanvraag van eiser om een Wajong-uitkering behandeld. Eiser, geboren op 8 oktober 2001, heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), die door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), is afgewezen. Verweerder stelt dat eiser arbeidsvermogen heeft, mits hij voldoende intensieve begeleiding krijgt. De rechtbank oordeelt echter dat het standpunt van verweerder onvoldoende gemotiveerd is. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de mate van begeleiding die nodig is voor de door verweerder geselecteerde taken, zoals het beleggen van broodjes en het waxen van auto’s. De rechtbank wijst op de noodzaak van intensieve begeleiding en de ernst van de psychische stoornissen en licht verstandelijke beperking van eiser. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om de motiveringsgebreken te herstellen en specifieker te onderbouwen waarom eiser in staat zou zijn om een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar te zijn. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3022

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.A. Kamphuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Procesverloop

In het besluit van 15 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
In het besluit van 12 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2022. Eiser is samen met zijn mentor [A 1] verschenen en hij is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1. Eiser, geboren op 8 oktober 2001, heeft op 25 februari 2020 een ‘Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ ingediend. Vanaf 2006 is eiser vanwege (gedrags)problematiek uithuisgeplaatst en heeft hij in gezinshuizen en jeugdinstellingen gewoond. Er is vastgesteld dat bij eiser sprake is van een licht verstandelijke beperking en psychische stoornissen (reactieve hechtingsstoornis, pervasieve ontwikkelingsstoornis en mogelijk anti sociale gedragsstoornis). Eiser heeft voortgezet speciaal onderwijs gevolgd en voortgezet praktijkonderwijs afgerond. Hij heeft ook korte perioden gewerkt en stage gelopen. Eiser heeft vanaf 8 oktober 2019 voor een korte periode een bijstandsuitkering gehad. Per 1 december 2019 kwam hij bij wijze van proefplaatsing in dienst bij [bedrijfsnaam] [vestigingsplaats] voor 19,5 uur per week (als medewerker fast service). Eiser kreeg een contract maar dit is met wederzijds goedvinden op 6 januari 2020 beëindigd. Ter zitting is verklaard dat eiser per januari 2022 een entree opleiding volgt om te worden toegelaten tot MBO-onderwijs. Eiser staat onder bewind en heeft een mentor.
Besluitvorming
2.1
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van arbeidsvermogen, omdat eiser een taak in een organisatie kan uitvoeren, basale werknemersvaardigheden heeft, 1 uur aaneengesloten kan werken en tenminste 4 uur per dag belastbaar is. Aan het primaire besluit ligt een rapport van de verzekeringsarts van 7 april 2020 en een rapport van de arbeidsdeskundige van 14 april 2020 ten grondslag.
2.2
Het rapport van de verzekeringsarts vermeldt de diagnose ‘licht verstandelijke beperking, pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO’ en ‘hechtingsstoornis’. De verzekeringsarts vindt dat eiser 4 uur per dag belastbaar is. Verder vindt hij dat eiser onder de beschreven strikte voorwaarde van een-op-een begeleiding, een uur aaneengesloten een taak kan verrichten.
2.3
De arbeidsdeskundige komt in zijn rapport tot de conclusie dat eiser arbeidsvermogen heeft. Eiser is volgens de arbeidsdeskundige aangewezen op werkzaamheden onder voortdurend toezicht en een-op-een begeleiding. Dit zijn voorwaarden die gelden voor eiser om te kunnen functioneren in werk. Eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden omdat hij in staat is eenvoudige opdrachten te begrijpen en uit te voeren. Eiser kan ook een taak (het beleggen van broodjes) uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige blijkt ook dat hij informatie heeft ingewonnen bij de begeleiders van eiser. [B] van de gemeente Pijnacker-Nootdorp geeft aan dat eiser is aangewezen op een-op-een begeleiding. De gemeente wil eiser verder begeleiden, eventueel naar beschut werk.
[C] (van Ipse de Bruggen, een organisatie die behandeling en verblijf/wonen biedt voor onder meer kinderen, jongeren en volwassenen met een verstandelijke beperking, waar eiser langdurig heeft verbleven en ook thans woont) gaf aan dat eiser een beperkt leervermogen heeft, niet erg zelfstandig is en in alles moet worden begeleid. Een-op-een begeleiding is vereist. [C] is het niet eens met de begeleiding van eiser naar beschut werk. Ipse de Bruggen is bang voor overvraging bij eiser. Begeleiding naar laagdrempelige dagbesteding geniet de voorkeur bij Ipse de Bruggen.
[D] (praktijkschool Laurentiuscollege) verklaarde dat stages niet zijn gelukt omdat er teveel druk op eiser stond of de begeleiding er niet was. Ook vanuit de school is het advies dat eiser intensieve begeleiding (een-op-een begeleiding) nodig heeft. De school is tot de conclusie gekomen dat eiser het best tot zijn recht komt in beschut werk. Dit was dan ook het advies van de school.
3.1
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder handhaaft het standpunt dat eiser arbeidsvermogen had op zijn achttiende jaar. Aan dit besluit ligt het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 25 februari 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 11 maart 2021 ten grondslag.
3.2.
De verzekeringsarts b&b verenigt zich in zijn rapport met het standpunt van de eerste verzekeringsarts dat een-op-een begeleiding noodzakelijk is. Die begeleiding is in de eerste plaats nodig om eiser aan te sporen/aan te zetten tot activiteit. In de tweede plaats is de een-op-een begeleiding gericht op het correct uitvoeren van een taak. Bij een dergelijke vorm van begeleiding is eiser vier uur per dag belastbaar en kan hij een uur aaneengesloten een taak verrichten. Het is aan de arbeidsdeskundige b&b om te beoordelen of de intensieve begeleiding past bij de aanwezigheid van arbeidsvermogen. Dit geldt ook voor de beoordeling van de basale werknemersvaardigheden.
3.3
De arbeidsdeskundige b&b wijkt in zijn rapport niet af van de bevindingen en de conclusies van de eerste arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige b&b vindt eiser geschikt voor twee taken (het beleggen van broodjes en het waxen van auto’s), mits voldaan wordt aan de voorwaarde van intensieve/een-op-een begeleiding. Het aangewezen zijn op intensieve begeleiding c.q. een beschutte werkomgeving staat aanname van arbeidsvermogen niet in de weg. Ook vindt de arbeidsdeskundige b&b dat eiser door zijn eerdere stages en zijn werk bij [bedrijfsnaam] heeft aangetoond over basale werknemersvaardigheden te beschikken. Hierbij moet wel voldaan worden aan de randvoorwaarde van intensieve begeleiding omdat eiser dan in staat is instructies te begrijpen en afspraken na te komen.
Beroepsgronden van eiser
Taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
4.1
Eiser vindt dat hij geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Hij verwijst naar de brief van zijn jobcoach van 28 januari 2020. Hierin staat vermeld dat eiser na een proefplaatsing op 1 november 2019 voor zes maanden in dienst is genomen bij [bedrijfsnaam] [vestigingsplaats]. Het werken bij [bedrijfsnaam] ging niet goed en eiser is hier uiteindelijk zelf mee gestopt. Het grote struikelblok is zijn (ongepaste) gedrag. Ook had hij veel moeite met het zich aan de regels en afspraken houden. Daaronder valt het correct uitvoeren van instructies (ook van leidinggevende), het werken volgens vaste afspraken en het luisteren naar uitleg. Eiser moet telkens om uitleg vragen, gaat vaak in discussie en hij stelt meerdere keren dezelfde vragen.
Basale werknemersvaardigheden
4.2
Ook vindt eiser dat hij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden omdat hij niet aan de voorwaarden hiervoor voldoet. Hij heeft moeite met het begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies. Hij vraagt steeds hetzelfde, ondanks diverse keren het antwoord te hebben gekregen. Daarmee is eiser ook niet in staat om afspraken na te komen.
Ten minste een uur aaneengesloten werken (met niet vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking om bij te sturen)
4.3
Eiser vindt dat hij hieraan niet voldoet. Uit de mislukte stages en de mislukte baan bij [bedrijfsnaam] blijkt dat eiser continu bijsturing nodig heeft en continu vragen stelt. Zonder ingrijpen, instructies, correcties en bijsturing is eiser niet in staat om zijn taken uit te voeren.
Ten minste vier uur per dag belastbaar.
4.4
Eiser vindt verder dat hij niet vier uur per dag werkzaamheden kan uitvoeren.
Bij hem ontstaan heel snel hoog oplopende frustraties die betrekking hebben op het niet kunnen uitvoeren van simpele werknemerstaken. Daardoor is hij niet lang belastbaar.
4.5
Eiser heeft in beroep op 9 september 2021 (medische) stukken overgelegd, waaruit onder meer blijkt dat bij beschikking van deze rechtbank van 21 mei 2021 een rechterlijke machtiging is verleend voor opname en verblijf in een accommodatie (tot en met 21 november 2021), nadat een CIZ-indicatie is verleend voor intensieve behandeling in een specifiek behandelcentrum vanwege de complexe situatie. Ook zijn stukken overgelegd over onder meer een per september 2020 gevolgd traject beschut werk bij Werkse (een instantie die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt begeleidt naar passend werk).
Reactie verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b in beroep
5. De verzekeringsarts b&b heeft in reactie op de in beroep overgelegde stukken op 5 mei 2022 gerapporteerd dat uit die stukken de bekende problematiek blijkt en dat de stukken geen ander licht op de zaak werpen. De arbeidsdeskundige b&b heeft op 24 mei 2022 gerapporteerd dat rekening gehouden mag worden met compensatie in de vorm van begeleiding en dat zelfs bij het aangewezen zijn op een beschutte werkomgeving, sprake is van arbeidsvermogen.
Wettelijk kader
6.1
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte (voor zover hier van belang) de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
6.2
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit) heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als hij:
1. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
2. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
3. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur;
4. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
6.3
Verweerder moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader verwijst de rechtbank naar de vaste rechtspraak. [1]
6.4
In het tweede lid van artikel 1a van het Schattingsbesluit is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en uit één of meerdere handelingen bestaat.
6.5
Volgens de nota van toelichting bij het met ingang van 1 januari 2015 gewijzigde Schattingsbesluit (Staatsblad 2014, 359, p. 5 e.v.) staat de term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’. Arbeidsvermogen is het vermogen van een individu om doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie te verrichten die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben, waarmee wordt bedoeld dat een werkgever bereid is loon te betalen voor een verrichte taak.
6.6
In de hiervoor genoemde nota van toelichting worden de in artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit genoemde vereisten toegelicht.
Ad 1: Een taak is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen. Om de betreffende taak te kunnen uitvoeren, moet iemand voldoen aan de taakspecifieke eisen uit de taakomschrijving.
Ad 2: Basale werknemersvaardigheden zijn vaardigheden waarover iemand altijd moet beschikken om als werknemer in een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren. Het gaat daarbij om andere vaardigheden dan die nodig zijn om aan de specifieke eisen uit het takenbestand te kunnen voldoen. Een voorbeeld van een basale werknemersvaardigheid is het na kunnen komen van afspraken tussen werknemer en de werkgever.
Ad 3: Onder ten minste een uur aaneengesloten werken wordt verstaan dat niet vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om de betrokkene bij te sturen. Het is daarbij niet relevant of er eventueel tijdens de werkzaamheden toezicht moet worden uitgeoefend, ook al is dat permanent noodzakelijk.
Ad 4: Onder ten minste vier uur dag belastbaar wordt verstaan dat iemand in staat is vier uur per dag te werken. Bij minder dan vier uur per dag is iemand in dat geval te weinig productief om nog van arbeidsvermogen te spreken. Een uitzondering doet zich voor als iemand minder dan vier uur, maar wel belastbaar is voor ten minste twee uur per dag en per uur ten minste het minimumloon kan verdienen.
6.7
Bij de beoordeling maakt verweerder gebruik van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld.
Beoordeling rechtbank
7. Tussen partijen is in geschil of eiser arbeidsvermogen had op zijn achttiende jaar. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of voldaan is aan één van de onder 6.6 genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan moet verweerder vervolgens beoordelen of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
Taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
8.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser een taak (zoals het smeren van broodjes of waxen van auto’s) kan verrichten in een arbeidsorganisatie. Niet in geschil is dat intensieve begeleiding/één-op-één begeleiding nodig is voor eiser. De arbeidsdeskundige b&b concludeert terecht dat bij het vaststellen van arbeidsvermogen, rekening mag worden gehouden met compensatie in de vorm van begeleiding. Dit staat ook vermeld in het Compendium (blz. 38). In het Compendium is echter ook vermeld dat rekening dient te worden gehouden met de vraag of die compensatie ook daadwerkelijk mogelijk is in die taak. Het is niet bekend of de compensatie daadwerkelijk mogelijk is in de taken die voor eiser zijn geselecteerd. Uit de functiebeschrijving van de taken ‘beleggen van broodjes’ ‘waxen van de buitenkant auto’s’ blijkt niet of en in hoeverre voldoende intensieve begeleiding geboden kan worden. Uit de rapportages van de arbeidsdeskundige b&b blijkt niet dat dit is onderzocht. Mede gelet op de beroepsgrond dat uit eerdere stages/werk is gebleken dat eiser continu begeleiding en bijsturen nodig heeft, lag het op de weg van de arbeidsdeskundige b&b om dit wel te onderzoeken. Weliswaar komt in vaste rechtspraak [2] naar voren dat werkzaamheden die met behulp van permanent toezicht of intensieve begeleiding al dan niet in een beschutte omgeving moeten worden verricht, niet in de weg staan aan het hebben van arbeidsvermogen, echter in dit dossier zijn aanwijzingen te vinden dat zelfs werken in een beschutte omgeving teveel van eiser vraagt. Zo heeft een medewerker ([C]) van Ipse de Bruggen - de instelling waar eiser lang heeft verbleven en ook momenteel verblijft - verklaard dat men bij beschut werk vreest voor overvraging en dat dagbesteding meer geschikt is voor eiser (zie het onder 2.3 bedoelde rapport van de arbeidsdeskundige). Ook blijkt uit de verklaring van de jobcoach van 28 januari 2020 (ook aanwezig in het bezwaardossier) dat een dienstverband bij [bedrijfsnaam] al na een maand is beëindigd, vanwege ongepast gedrag van eiser en het zich niet kunnen houden aan regels en afspraken. Dit terwijl in dit bedrijf juist werknemers met een arbeidsbeperking werken. In de rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen is hierop onvoldoende gemotiveerd ingegaan. Weliswaar is het, zoals verweerder ter zitting aanvoerde, een theoretische schatting, maar desondanks moet de beschikbare informatie wel in de overwegingen betrokken worden.
8.2
Verweerder heeft er ter zitting op gewezen dat in de door eiser overgelegde mailberichten van de klantmanager van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en de werkcoach van Werkse is vermeld dat zij menen dat eiser arbeidsvermogen heeft, maar ook last heeft van een motivatieprobleem. Nog los van de vraag of zij in staat zijn om te beoordelen of eiser over arbeidsvermogen beschikt, geldt dat het onvermogen van eiser om het beschutte werk te doen, verband kan houden met de bij hem aanwezige aandoeningen. In de overgelegde (medische) stukken zijn daar aanwijzingen voor te vinden. Uit de beschikbare medische informatie van Ipse de Bruggen blijkt immers dat sprake is van complexe problematiek die gekenmerkt wordt door gedragsproblematiek en van een (licht) verstandelijke beperking en dat men bij werk in een beschutte omgeving al voor overvraging vreest.
8.3
De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsartsen onvoldoende hebben gemotiveerd waarom eiser belastbaar is voor tenminste vier uur per dag en waarom hij in staat wordt geacht een uur aaneengesloten te werken. De eerste verzekeringsarts heeft alleen verklaard dat er geen redenen zijn om te stellen dat eiser niet vier uur per dag belastbaar zou zijn. Een onderbouwing van dit standpunt heeft hij niet gegeven. De beperkingen die eiser als gevolg van zijn klachten heeft, zijn in de rapportages ook niet in kaart gebracht. De rechtbank vindt ook dat de motivering van de verzekeringsarts b&b op dat punt onvoldoende is. Zijn heroverweging heeft zich met name gericht op de noodzaak van de intensieve/een-op-een begeleiding. Niet is gemotiveerd waarom het eiser met een dergelijke intensieve begeleiding (wel) zal lukken om vier uur per dag, een uur aaneengesloten te werken. Uit het Compendium (pag. 54 e.v.) volgt dat voor deze laatste voorwaarde van belang is dat niet vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om eiser bij te sturen. De noodzaak om iemand bij te sturen is er als hij zelf niet kan onderkennen dat hij op enig moment niet adequaat functioneert en/of zichzelf daarin niet kan corrigeren. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen (en de arbeidsdeskundigen) blijkt niet dat onderzocht is of bij eiser vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om hem bij te sturen. Mede gelet op de ernst van de stoornissen bij eiser en de inhoud van de brief van de jobcoach van 28 januari 2020, had een dergelijk onderzoek niet mogen ontbreken. Uit de brief van de jobcoach blijkt immers dat eiser continue bijsturing nodig heeft. Op bijna alle momenten van communicatie ging eiser in discussie. Ook bleef hij vragen stellen waar het antwoord al op gegeven was en gedroeg hij zich niet respectvol. Het lijkt er daarom op dat bij [bedrijfsnaam] veel vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk was om eiser bij te sturen. Daarbij komt dat eiser ondersteuning nodig heeft op diverse ontwikkelingsgebieden en dat er bij eiser al snel sprake is van overvraging waarbij hij in spanningsvolle situaties in grote mate hulpbehoevend is. Dit staat vermeld in de door de eiser overgelegde motivatie aanvraag indicatie SGLVG (hetgeen betekent ‘sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt’) van 19 juni 2021.
8.4
Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de conclusie van met name de arbeidsdeskundigen dat eiser zou beschikken over basale werknemersvaardigheden. Eiser zou bij voorgaande stages en ook vanwege zijn werk bij [bedrijfsnaam] hebben aangetoond dat hij over basale werknemersvaardigheden beschikt. De rechtbank kan dit standpunt niet volgen. Uit het Compendium (pag. 40 e.v.) volgt dat in dit verband wordt verlangd dat eiser instructies van de werkgever kan begrijpen, onthouden en uitvoeren en dat hij afspraken met de werkgever kan nakomen. Uit de informatie van met name de jobcoach is juist gebleken dat eiser veel moeite heeft met het correct uitvoeren van instructies en werken volgens (vaste) afspraken. De arbeidsdeskundige b&b heeft niet nader gemotiveerd waarom eiser bij een intensieve/een-op-een begeleiding wel kan voldoen aan de voorwaarden voor het aannemen van basale werknemersvaardigheden (begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies en afspraken nakomen).
Conclusie
9. Het standpunt van verweerder dat eiser arbeidsvermogen heeft, mits hij voldoende intensieve/een-op-een begeleiding krijgt, is onvoldoende gemotiveerd. Er is onvoldoende onderzocht of de benodigde mate van begeleiding mogelijk is in de geselecteerde taken (broodjes smeren en auto’s waxen). Daarnaast is het standpunt van verweerder dat aan de onder 6.6 bedoelde voorwaarden voor het hebben van arbeidsvermogen is voldaan, onvoldoende gemotiveerd, met name de eisen 2 tot en met 4.
10.1
Een motiveringsgebrek in een besluit kan in beginsel door verweerder worden hersteld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om een tussenuitspraak te doen en verweerder met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid te stellen de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen door een aanvullende motivering te geven of een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Om de gebreken te herstellen moet verweerder, aan de hand van rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b, specifieker motiveren:
- waarom eiser ondanks al zijn stoornissen met intensieve/een-op-een begeleiding in staat wordt geacht een uur aaneengesloten te kunnen werken;
- waarom eiser ondanks al zijn stoornissen met intensieve/een-op-een begeleiding gedurende vier uur per dag belastbaar wordt geacht. Hierbij dient de vraag te worden beantwoord of eiser kan voldoen aan de voorwaarde dat niet vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om eiser bij te sturen.
- op basis waarvan eiser basale werknemersvaardigheden heeft. Hierbij dient de vraag te worden beantwoord in hoeverre te verwachten valt dat eiser met intensieve/een-op-een begeleiding wel in staat is om instructies correct uit te voeren en afspraken na te komen.
10.2
Verder dient de arbeidsdeskundige b&b te onderzoeken of en in hoeverre in de geselecteerde taken ‘beleggen van broodjes’ en ‘waxen van auto’s’ voldoende intensieve/een-op-een begeleiding geboden kan worden om de taak te kunnen vervullen.
10.3
Bij deze nadere motivering moet verweerder rekening houden met de aandoeningen en de klachten die bij eiser op zijn achttiende jaar zijn vastgesteld en met de beschikbare medische informatie, waaronder de informatie die door eiser in beroep is overgelegd. Indien (alsnog) wordt aangenomen dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, dan dient verweerder eveneens te beoordelen of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. In dat kader is van belang dat ter zitting is gebleken dat eiser thans geen bijstandsuitkering meer ontvangt maar een MBO-entree opleiding (tot september 2022) volgt en dat daarover is verklaard dat uiteraard gehoopt wordt dat eiser dit goed afrondt, maar dat het vooralsnog niet goed lukt het praktijk deel (stage) goed te volgen, omdat dit te belastend is.
11. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op tien weken na verzending van deze tussenuitspraak. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser vervolgens in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op het (beoogde) herstel van het gebrek door verweerder. Daarna zal de rechtbank partijen informeren over het verdere verloop van de procedure.
12. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verder beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 19 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:898.