ECLI:NL:RBDHA:2022:660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
C/09/619216 / JE RK 21-2473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de gezinsproblematiek

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 januari 2022, wordt de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], verlengd. De kinderrechter oordeelt dat de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen nog voortduren, omdat de doelen van de oorspronkelijke ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. De moeder heeft gebrek aan vertrouwen in de vader, wat de voortgang van de ondertoezichtstelling frustreert. De kinderrechter benadrukt dat het niet aan de moeder is om te bepalen hoe de ondertoezichtstelling verloopt, en roept op tot samenwerking tussen de ouders en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland.

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, die stelt dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. De ouders hebben ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar de moeder staat niet open voor constructieve communicatie met de vader. De kinderrechter wijst op de noodzaak van contact tussen de kinderen en de vader, en dat de vader zijn best moet blijven doen om het vertrouwen van de moeder te winnen. De kinderrechter besluit de ondertoezichtstelling te verlengen van 15 januari 2022 tot 15 december 2022, met behoud van de gecertificeerde instelling.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 januari 2022. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/619216 / JE RK 21-2473
Datum uitspraak: 10 januari 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 13 oktober 2021 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. D. Beuving, te Hengelo.

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Bij beschikking van [datum beschikking] 2021 heeft de kinderrechter van deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd van 15 december 2021 tot 15 januari 2022 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de gecombineerde behandeling ter zitting van 10 januari 2022.
De kinderrechter heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de brief van de gecertificeerde instelling van 14 oktober 2021.
Op 10 januari 2022 heeft ter zitting van deze rechtbank met gesloten deuren een gecombineerde behandeling plaatsgevonden van zowel het onderhavige verzoek als de verzoeken die aanhangig zijn in de bodemprocedure met zaaknummer C/09/595854 FA RK 20-4450. In de bodemprocedure zal bij afzonderlijke beschikking worden beslist. Hierbij zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, en [medewerker 1] en [medewerker 2] en namens de gecertificeerde instelling verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de resterende duur van elf maanden.
De gecertificeerde instelling heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de doelen van de ondertoezichtstelling grotendeels nog niet zijn behaald, waardoor de bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog onverkort aanwezig is. De hulpverlening is dusdanig kort betrokken dat nog het nodige werk verzet zal moeten worden voordat de doelen behaald zullen zijn.
De ouders hebben ingestemd met het verzochte, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.

Beoordeling

De kinderrechter is van oordeel dat de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen nog voortduren. Dit mede omdat de doelen die in het kader van de oorspronkelijke ondertoezichtstelling zijn geformuleerd, nog niet zijn behaald. Ten aanzien van het doel dat (samengevat) [voornaam minderjarige 1] moet leren om zijn emoties op een bij hem passende manier te uiten, zijn enige stappen gezet, maar nog niet afdoende. Ten aanzien van het doel dat ouders constructief leren communiceren en samenwerken, zijn niet of nauwelijks stappen gezet. De moeder heeft aangegeven hier niet voor open te staan, al ziet zij wel mogelijkheden om bijvoorbeeld per e-mail, te communiceren. De vader is verder nog niet toegekomen aan het volgen van een agressiehulpverleningstraject, omdat hij hiervoor nog op de wachtlijst staat. Ten aanzien van het doel dat er prettig en voorspelbaar contact tussen de kinderen en vader moet zijn, zijn ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] enige stappen gezet, maar ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] nog geen. Dat terwijl de kinderrechter op [datum 1] 2020 (schriftelijke uitwerking [datum 2] 2020) op dit punt een eindbeschikking heeft gewezen. Conform de daarbij genomen beslissingen, waar alle betrokken partijen zich aan moeten houden, dient wat betreft [voornaam minderjarige 1] te worden
ingezetop regulier contact bij de vader thuisen dient wat betreft [voornaam minderjarige 2]
in ieder geval enigerlei wijze van contactplaats te vinden met zijn vader. Immers is voor [voornaam minderjarige 2] beslist dat omgang zál plaatsvinden. Op dit moment wordt er echter niet conform deze beschikking gehandeld, wat er mede in resulteert dat [voornaam minderjarige 1] zijn vader zeer beperkt ziet, maar bovendien dat [voornaam minderjarige 2] zijn vader überhaupt nog niet heeft leren kennen. Iets dat zeer schadelijk is voor zijn ontwikkeling. Uit de stukken en tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de moeder wel openstaat voor contact tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] , zij het beperkt. Dit onder meer vanwege haar gebrek aan vertrouwen in de vader en omdat de vader, volgens haar, niet heeft laten zien dat hij meer vertrouwen verdient. Zo is hij te laat gekomen op contactmomenten met [voornaam minderjarige 1] en heeft hij een contactmoment afgezegd. Wat betreft [voornaam minderjarige 2] is contact volgens haar niet zozeer nodig, omdat [voornaam minderjarige 2] zijn vader toch niet kent. Daarbij heeft [voornaam minderjarige 2] door zijn kindeigen problematiek speciale behoeften en zij heeft gelet op haar gebrek aan vertrouwen in de vader, niet het idee dat hij hieraan kan voldoen.
De kinderrechter vreest, zoals ook tijdens de zitting is besproken, dat het gebrek aan vertrouwen van de moeder in de vader, het behalen van de doelen van de ondertoezichtstelling frustreert. Hoewel er begrip is voor de zorgen van de moeder, en gezien wordt dat zij op haar manier haar best doet voor beide kinderen, kan het niet zo zijn dat zij hierdoor feitelijk bepaalt, nota bene in strijd met een eerdere beschikking en in strijd met dat wat de gecertificeerde instelling aangewezen acht, hoe de ondertoezichtstelling verloopt. Daarvoor is niet gekomen tot deze, in zoverre toch gezagsbeperkende, maatregel. Het ligt op de weg van de gecertificeerde instelling om hierover met de moeder in gesprek te gaan en indien nodig verdergaande maatregelen te treffen, zoals een schriftelijke aanwijzing. De rechtbank hoopt echter dat dit niet nodig zal zijn en dat de moeder verder zal meewerken, (waaronder dus aan het op enigerlei wijze verbeteren van contact tussen haar en de vader, het uitbreiden van contact tussen [voornaam minderjarige 1] en de vader en het komen tot contact (zo spoedig mogelijk) tussen [voornaam minderjarige 2] en de vader) in het belang van beide kinderen. Daarvoor is ook nodig dat de moeder vertrouwen aan de vader zal geven, anders kan hij ook niet laten zien dat hij dit verdient. De moeder zal zich daarbij bovendien mede moeten richten op de dingen die wél goed gaan. Er lijkt namelijk uit het oog te worden verloren dat de vader op zijn manier ook zijn best doet voor beide kinderen. Dit onder andere door al geruime tijd pas op de plaats te maken in het contact met de kinderen, door - terwijl de moeder aan de andere kant van het land is gaan wonen met de kinderen - regelmatig 200 kilometer enkele reis af te leggen om voor korte duur in ieder geval [voornaam minderjarige 1] te kunnen zien en door zich aan te melden voor een agressiehulpverleningstraject. De kinderrechter verwacht van de vader dat hij zal (blijven) meewerken en dat hij zijn beste beentje voorzet. Hij ligt onder een vergrootglas, wat begrijpelijkerwijs frustrerend kan zijn, maar het is juist dan aan vader om te laten zien dat hij de mogelijk hoge verwachtingen kan waarmaken. Dat betekent dus zoal dat hij (ruim) op tijd moet komen voor afspraken, afspraken moet nakomen en deze slechts in geval van zeer bijzondere omstandigheden zo tijdig mogelijk kan afzeggen en dat hij zich ten volle moet inzetten voor het agressiehulpverleningstraject, ook al heeft hij zo zijn bedenkingen bij het nut hiervan.
De kinderrechter is aldus, gelet op wat uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen zoals is verzocht.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] van 15 januari 2022 tot 15 december 2022 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022 door mr. A.M.M. Vingerling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.M.D. van Egeraat als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.