ECLI:NL:RBDHA:2022:663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
C/09/596850 / FA RK 20-4912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Meeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en zorgregeling voor minderjarige met internationale aspecten en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag, zorgregeling en kinderalimentatie met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2018. De vader, [Y], en de moeder, [X], zijn beide van Poolse nationaliteit en hebben tot juni 2019 een affectieve relatie gehad. De minderjarige verblijft feitelijk bij de moeder in Polen. De vader heeft verzocht om gezamenlijk gezag en een zorgregeling, terwijl de moeder verweer heeft gevoerd en zelfstandig verzocht om omgang via een omgangshuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige ten tijde van het indienen van het verzoek zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. De rechtbank heeft de Poolse uitspraak over het eenhoofdig gezag van de moeder erkend en het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen, maar heeft wel een zorgregeling vastgesteld waarbij de vader de minderjarige één keer per maand onder begeleiding kan zien. Daarnaast is de vader verplicht om € 110,- per maand aan kinderalimentatie te betalen, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders en de lagere kosten van levensonderhoud in Polen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 20-4912
Zaaknummer: C/09/596850
Datum beschikking: 26 januari 2022

Gezag, omgang en alimentatie

Beschikking op het op 8 juni 2020 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. Schellekens te Alphen aan den Rijn.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. E. Kocabas-Güler te Zoetermeer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- de brief van 1 december 2021 van de zijde van de vader;
- de brief van 7 december 2021 van de zijde van de moeder;
Op 15 december is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader met zijn advocaat en tolk, [naam tolk 1] ;
  • de moeder met haar advocaat en tolk, [naam tolk 2] ;
  • [medewerker RvdK] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Verzoek en verweer

De vader verzoekt om:
1. hem te belasten met het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] ;
2. een zorgregeling vast te stellen (met opbouw);
3. kinderalimentatie te bepalen op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de moeder zelfstandig verzocht:
1. Primair: het recht van de man op omgang met de minderjarige te ontzeggen;
Subsidiair: te bepalen dat de man omgang zal hebben met de minderjarige middels
een omgangshuis;
2. althans een zodanige beschikking te wijzen als deze rechtbank in goede justitie
vermeent te behoren;
3. kosten rechtens.

Feiten

- Partijen hebben tot juni 2019 een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
- De vader heeft [voornaam minderjarige 1] erkend.
- [voornaam minderjarige 1] verblijft feitelijk bij de moeder in Polen.
- De man heeft de Poolse nationaliteit en de vrouw heeft ook de Poolse nationaliteit.
- De moeder is op 22 januari 2021 ingeschreven op een adres in Polen;
- De Poolse rechtbank te [plaats] heeft op [datum beslissing] 2021 de man via een zogenaamde ‘conservatoire maatregel’ verplicht om vanaf 20 augustus 2021 900 Zloty kinderalimentatie te betalen voor [voornaam minderjarige 1] .
- De Poolse rechtbank te [plaats] heeft de moeder met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige 1] belast.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht ter zake van gezag en omgang
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bevoegdheid het volgende. In de onderhavige zaak is de minderjarige gedurende de procedure door de moeder overgebracht van Nederland naar Polen. Gelet op artikel 8 van de Verordening (EG) nr 2201/2004 (Brussel IIbis) is – voor zover hier van belang – bevoegd het gerecht van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Vast staat dat de minderjarige ten tijde van het indienen van het verzoek haar gewone verblijfplaats in Nederland had. Dat de minderjarige nadien met de moeder naar Polen is vertrokken, doet aan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet af. Deze rechtbank acht zich derhalve bevoegd kennis te nemen van het op 8 juni 2020 door de vader ingediende – inleidende – verzoek.
Op grond van artikel 5 lid 2 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKV 1996) dient het Poolse recht te worden toegepast op de verzoeken met betrekking tot het gezag en de omgang; zoals ter zake in het bijzonder neergelegd in de Poolse Familie Code 1964, artikel 58 (gezag) en artikel 113 (omgang).
Inhoudelijke beoordeling ter zake het gezag
De Poolse rechtbank heeft, in een procedure gestart nà aanvang van de onderhavige procedure, de moeder met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige 1] belast. Gelet op artikel 23 Brussel IIbis wordt deze beslissing erkend, waarbij de rechtbank opmerkt dat naar Nederlands recht, zoals dat op deze zaak van toepassing was bij indiening van het inleidende verzoek, eveneens uitgangspunt was dat de moeder met het eenhoofdig gezag was belast. In zoverre doet de Poolse uitspraak niet af aan het voorliggende verzoek.
De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader inhoudelijk beoordelen.
Standpunten ouders
De vader wenst mede met het gezag te worden belast. Hij erkent dat de communicatie op dit moment moeizaam verloopt maar is bereid daaraan te werken en staat open voor hulpverlening, in Nederland of Polen.
De moeder stelt dat de communicatie tussen de ouders op dit moment te slecht is voor gezamenlijk gezag. Er heeft een traumatisch incident plaatsgevonden in juni 2019 waarbij de man haar met de auto heeft overreden. Ook vóór dit incident heeft de vader niet zijn verantwoordelijkheid genomen voor haar en [voornaam minderjarige 1] . Na de breuk heeft hij hen aan hun lot overgelaten. De moeder verzoekt de rechtbank dan ook om het verzoek van de vader af te wijzen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt dat het helder is dat de ouders op dit moment niet in staat zijn om gezamenlijk gezagsbeslissingen te nemen. De moeder heeft ieder vertrouwen in de man verloren. Ter zitting is gebleken dat de moeder hetgeen de vader haar heeft aangedaan niet los kan zien van de relatie tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] . De moeder wenst de vader uit het leven van [voornaam minderjarige 1] te verbannen.
In praktisch opzicht ligt gezamenlijk gezag aldus niet in de rede. Echter, met afwijzing van het verzoek van de vader is naar het oordeel van de rechtbank tevens gegeven dat de vader daadwerkelijk, zoals de moeder thans voorstaat, uit het leven van [voornaam minderjarige 1] wordt verbannen. De rechtbank acht deze consequentie niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] . De rechtbank zal mitsdien, teneinde de vader enig juridisch houvast te geven om met de moeder tot een vergelijk te komen omtrent het ouderschap, het verzoek van de vader honoreren.
Inhoudelijke beoordeling ter zake van de omgang
De vader stelt dat de moeder sinds november 2019 geen omgang meer toestaat tussen hem en [voornaam minderjarige 1] , naar aanleiding van het ernstige incident dat heeft plaatsgevonden in juni 2019. De vader betwist evenwel dat hij een slechte vader zou zijn, in het bijzonder dat sprake zou zijn van drugs- en alcoholproblemen. De vader zou graag de mogelijkheid krijgen om zijn dochter weer te zien.
De moeder verzoekt een ontzegging van de omgang tussen [voornaam minderjarige 1] en de vader. De moeder stelt dat omgang op dit moment niet mogelijk is nu zij naar Polen is verhuisd. Ze stelt bovendien dat de vader [voornaam minderjarige 1] inmiddels twee jaar niet heeft gezien en dat [voornaam minderjarige 1] haar vader niet mist. Dat de moeder in de periode na het incident eerst wel contact heeft toegestaan komt omdat dit toen plaatsvond bij de zus van de vader. Omdat de omgang begeleid was kon zij dat destijds wel accepteren. De moeder maakt zich zorgen over het drugs- en alcoholgebruik van de vader. Zij ziet dan ook geen plek voor de vader in het leven van [voornaam minderjarige 1] .
Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft ter zitting besproken dat het, gelet op de situatie dat [voornaam minderjarige 1] thans in Polen woont en het gegeven dat beide ouders Pools zijn, voor de hand ligt dat het vaststellen van een zorgregeling, waarschijnlijk in het kader van een juridische procedure en jeugdhulpverlening, in een Pools kader plaatsvindt (bij een Poolse familierechter en Poolse hulpverlening). Echter, vanwege de emotionele blokkade van de moeder jegens de vader acht de rechtbank het ook in deze kwestie van belang dat de vader een juridische basis krijgt om zijn vaderrol met [voornaam minderjarige 1] vorm te geven. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij het incident plaatst in de scheidingsproblematiek tussen partijen, en het incident niet ziet als het bewijs dat contact tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] is.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande een zorgregeling vaststellen waarbij de vader in Polen één keer in de maand één dagdeel in het weekend met [voornaam minderjarige 1] zal spenderen onder begeleiding van een familielid van de moeder. Indien de moeder geen familielid heeft die dit op zich kan nemen dan zal de omgang plaatsvinden onder begeleiding van een familielid van de vader. Het verzoek van de moeder wordt derhalve afgewezen.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Poolse rechtbank te [plaats] heeft op [datum beslissing] 2021 de vader via een zogenaamde ‘conservatoire maatregel’ verplicht om vanaf 20 augustus 2021 voorlopig 900 PLN kinderalimentatie te betalen voor [voornaam minderjarige 1] . De procedure, die door de moeder in Polen nádat het verzoek in Nederland was ingediend is aangespannen, is op 3 december 2021 aangehouden in afwachting van de onderhavige procedure.
De Nederlandse rechtbank stelt vast dat zij grond van artikel 12 van de Alimentatieverordening, namelijk de litispendentieregeling, het bevoegde gerecht is om kennis te nemen van het hier in Nederland als eerste ingediende alimentatieverzoek.
Conform art. 3 lid 2 jo. artikel 4 lid 3 van het Protocol Onderhoudsverplichtingen dient de Nederlandse rechter het Poolse recht toe te passen op het verzoek om vaststelling van de alimentatieverplichting, in casu neergelegd in de Poolse Familie Code 1964, artikel 133 e.v..
Inhoudelijke beoordeling alimentatie
De rechtbank overweegt dat naar Pools recht de rechtbank de alimentatie naar redelijkheid vaststelt, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante belangen, waaronder de levensstijl ten tijde van de samenwoning, de behoefte van het kind, alsmede het inkomen van de ouders. De rechtbank overweegt dat zij deze uitgangspunten zal aanhouden, en daarbij de Nederlandse rekenmethoden zal aanhouden, nu de vader in Nederland werkt, en derhalve ook in Nederland belasting zal moeten betalen over zijn inkomen, en ook overigens deze berekeningswijze als redelijk is aan te merken.
Behoefte
Het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de vader ten tijde van de samenleving wordt berekend aan de hand van een fictieve jaarwinst. De rechtbank ziet namelijk dat het inkomen van de vader de afgelopen gestaag is gegroeid. In 2018 verdiende de vader volgens zijn inkomensverklaring 2018 (door hem ingediend als productie 1) € 18.952,-. In 2019 heeft de vader zichzelf € 9.552 salaris uitgekeerd, maar daarnaast ook € 20.510,- onttrokken. De rechtbank acht het daarom redelijk om uit te gaan van een jaarinkomen aan de zijde van de man van € 25.000. Uit de bijgevoegde berekening volgt een NBI van € 2010,-.
De moeder heeft onbetwist gesteld dat zij in 2018, toen zij nog in Nederland woonde en werkte, slechts € 2.370,- heeft verdient. Het inkomen van de moeder blijkt tevens uit haar jaaropgave 2018. Voor de berekening van de behoefte zal de rechtbank daarom ook gebruik maken van de Nederlandse rekenmethoden. Uit de bijgevoegde berekening volgt een NBI van € 573,-.
Het netto gezinsinkomen bedraagt (€ 2.010 + € 573 + KGB) € 2.685,-. De behoefte van [voornaam minderjarige 1] naar Nederlandse koopkracht bedraagt derhalve € 333,- in 2019. Geïndexeerd naar 2022 bedraagt de behoefte van [voornaam minderjarige 1] € 358,-.
Nu [voornaam minderjarige 1] in Polen verblijft en de vastgestelde behoefte naar de koopkracht in Nederland is vastgesteld dient de behoefte naar Poolse maatstaven te worden aangepast. De kosten van leven in Polen liggen immers lager dan in Nederland. De ouders hebben in dat verband overeenstemming bereikt over het feit dat een ‘Big Mac’-correctie moet worden toegepast op de behoefte van [voornaam minderjarige 1] van 32%. Rekening houdend met deze correctie bedraagt de behoefte van [voornaam minderjarige 1] € 242,-.
Draagkracht
Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding de ouders dienen bij te dragen in de kosten van [voornaam minderjarige 1] . De rechtbank acht het redelijk dat de behoefte van [voornaam minderjarige 1] tussen de ouders wordt verdeeld naar rato van hun beider draagkracht. De draagkracht zal de rechtbank vaststellen aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.020,-].
Huidig NBI en draagkracht man
De vader heeft een eigen onderneming. Hij heeft ter zitting gesteld dat hij over 2021 gelijke jaarcijfers verwacht als over 2020 het geval was. Uit het door de vader ingediende Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2020 blijkt een jaarwinst had van € 41.820,-.
De rechtbank gaat bij de berekening van het huidige NBI van de vader daarom uit van een winst uit onderneming van € 41.820,- bruto per jaar.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende fiscale heffingskortingen:
  • de zelfstandigenaftrek;
  • de MKB Winstvrijstelling;
  • de algemene heffingskorting;
  • de arbeidskorting voor werkenden.
Aan de hand van voormelde uitgangspunten becijfert de rechtbank het huidige NBI van de vader op een bedrag van € 3.286,- per maand. De rechtbank verwijst hierbij naar de aan de beschikking gehechte berekening. De draagkracht van de vader bedraagt volgens de formule € 741,- per maand.
Draagkracht moeder
De moeder heeft ter zitting gesteld dat zij in Polen een uitkering ontvangt die lijkt op een bijstandsuitkering in Nederland. De uitkering is omgerekend middels de hiervoor reeds genoemde Big-Mac index echter lager dan een bijstandsuitkering. De rechtbank zal er daarom vanuit gaan dat de moeder op dit moment een minimale draagkracht heeft van € 25,- om bij te dragen aan de kosten van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] .
Derhalve bedraagt de gezamenlijke draagkracht van partijen in totaal € 766,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
Nu de totale draagkracht van de man en de vrouw de behoefte van de minderjarige overschrijdt, dient een draagkrachtvergelijking te worden gemaakt. De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de man bedraagt: 736 / 766 x 243 = € 234,-
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 25 / 766 x 243 =
€ 8,-
samen € 242,-
Derhalve komt van de totale behoefte van [voornaam minderjarige 1] een gedeelte van € 234,- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 8,- per maand voor rekening van de vrouw.
Overige factoren
De vader heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met een korting van 35%. De vader moet namelijk aanzienlijke reiskosten maken om éénmaal per maand naar Polen af te reizen om [voornaam minderjarige 1] te zien. De moeder verzet zich tegen een korting.
De rechtbank acht het redelijk om rekening te houden met een korting van 5% op de door de man verschuldigde kinderalimentatie.
De man heeft voorts gesteld dat rekening moet worden gehouden met zijn op 10 november 2021 geboren zoon [voornaam minderjarige 2] .
De rechtbank acht het van belang dat de man ook zijn verplichtingen jegens zijn zoon [voornaam minderjarige 2] kan nakomen en zal in dat licht de draagkracht die de man heeft gelijkelijk verdelen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank in redelijkheid tot de vaststelling van een bijdrage in het onderhoud van [voornaam minderjarige 1] van € 110,- per maand.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige] , geboren [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ;
bepaalt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken waarbij de vader [voornaam minderjarige 1] in Polen iedere maand één dagdeel, op zaterdag of zondag, onder begeleiding van een familielid van de moeder, en als dat niet lukt een familielid van de vader, kan zien;
bepaalt de door de man met ingang van heden te betalen alimentatie ten behoeve van de minderjarige op € 110,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Meeder, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.S. Pries als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2022.