In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag, zorgregeling en kinderalimentatie met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2018. De vader, [Y], en de moeder, [X], zijn beide van Poolse nationaliteit en hebben tot juni 2019 een affectieve relatie gehad. De minderjarige verblijft feitelijk bij de moeder in Polen. De vader heeft verzocht om gezamenlijk gezag en een zorgregeling, terwijl de moeder verweer heeft gevoerd en zelfstandig verzocht om omgang via een omgangshuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige ten tijde van het indienen van het verzoek zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. De rechtbank heeft de Poolse uitspraak over het eenhoofdig gezag van de moeder erkend en het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen, maar heeft wel een zorgregeling vastgesteld waarbij de vader de minderjarige één keer per maand onder begeleiding kan zien. Daarnaast is de vader verplicht om € 110,- per maand aan kinderalimentatie te betalen, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders en de lagere kosten van levensonderhoud in Polen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.