Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID) te Den Haag,
2.DE NATIONALE POLITIEte Den Haag,
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 september 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord van de Staat, met producties;
- de conclusie van antwoord van de Politie, met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zaak op 17 maart 2022.
2.Waar gaat deze zaak over?
[naam]. Zij deed in die functie onder meer verslag van gebeurtenissen tijdens de oorlog in het voormalige Joegoslavië. [eiseres] was vervolgens van 2000 tot 2006 woordvoerster van de hoofdaanklager van het voormalig
International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia, een orgaan van de Verenigde Naties te Den Haag (hierna: het Joegoslavië-tribunaal). Na haar dienstverband bij het Joegoslavië-tribunaal heeft [eiseres] in 2007 een boek gepubliceerd met de titel:
[naam boek].
Trial Chambervan het Joegoslavië-tribunaal geoordeeld dat [eiseres] met de publicatie van haar boek de vertrouwelijkheid van het Joegoslavië-tribunaal heeft geschonden, omdat zij in haar boek vertrouwelijke informatie van het Joegoslavië-tribunaal heeft gepubliceerd en daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 77 van de
Rules of procedure and evidencevan het Joegoslavië-tribunaal. Zij is wegens ‘
contempt of court’ door het Joegoslavië-tribunaal veroordeeld tot betaling van een boete van € 7.000. Op 19 juli 2011 is dit vonnis in hoger beroep bevestigd bij uitspraak van de
Appeals Chambervan het Joegoslavië-tribunaal. [eiseres] heeft de boete niet betaald. Daarom heeft de
Appeals Chamberop 6 november 2011 de boete omgezet in een vervangende hechtenis van zeven dagen. Het Joegoslavië-tribunaal heeft ook een aanhoudings- en uitleveringsverzoek gericht aan de Franse autoriteiten. Frankrijk heeft echter geweigerd [eiseres] te arresteren en uit te leveren aan het Joegoslavië-tribunaal.
Nederland heeft het MICT laten weten dat de Nederlandse autoriteiten geen uitvoering kunnen geven aan het arrestatiebevel aangezien de uitvoeringswetgeving restmechanismen straftribunalen op dat moment nog niet in werking was getreden. Hierdoor ontbraken op dat moment de noodzakelijke rechtsgronden om Mw. [eiseres] te arresteren. Immers, de uitvoeringswetgeving restmechanismen straftribunalen is pas per 1 april 2016 in werking getreden. (...) De Nederlandse autoriteiten hebben op 21 maart 2016 een arrestatiebevel ontvangen van het MICT. Echter, hier kon niet op worden geacteerd aangezien de uitvoeringswetgeving restmechanismen straftribunalen op dat moment nog altijd niet in werking was getreden.”
Mothers for Peace. De aanwezigen bevonden zich op het gazon voor het gebouw van het MICT, dat regelmatig door het MICT beschikbaar wordt gesteld aan media en belangstellenden wanneer er een belangrijke gebeurtenis is.
(...) en plots gebeurde er iets in de groep. Er werd gelijk gereageerd door de aanwezige pers en personeel van het ICTY [het MICT, toevoeging rechtbank] kwam ook aangesneld. Aanwezig personeel van de ME reageerde hier op mijn verzoek, (...) ook op en mengden zich vervolgens tussen de deelnemers. Vervolgens bleek dat een in de menigte staande vrouw was beetgepakt door personeel van het ICTY terwijl zij druk in gesprek was met de media. Personeel van het ICTY hebben haar met duwen en trekken met ondersteuning van personeel van de ME uit de aldaar staande menigte/deelnemers weten te halen. Vervolgens werd deze vrouw door het personeel van het ICTY het ICTY binnengebracht. Deze plotselinge actie was voor ons geheel onduidelijk. Later bleek deze vrouw genaamd te zijn: [eiseres],”
(...)“
Na onderzoek bleek dat zij op last van de internationale rechter van het ICTY en gezien het feit dat het grasveld van het ICTY internationale grond was, is zij zonder samenspraak met de aanwezige operationeel commandant van de Politie, door een groot aantal personeelsleden in uniform van het ICTY op genoemd grasveld aangehouden en overgebracht naar het ICTY[sic]
.”
United Nations Detention Unit, gevestigd binnen de muren van de Penitentiaire Inrichting Haaglanden te Scheveningen.
3.De vordering
4.De beoordeling
appropriate protection as may be required’ en in dat verband voor ‘
adequate police force’. Deze door de Politie gestelde feitelijke gang van zaken is door [eiseres] onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank leidt daaruit af dat de Politie op 24 maart 2016 bij het gebouw van het MICT aanwezig was in het kader van de handhaving van de openbare orde.
Het incident met [eiseres] is wel kort gesloten met de leidinggevenden van het ICTY en is zeker een evaluatiepunt.” Daarmee lijkt te zijn bedoeld dat de Politie aan het MICT na het incident met [eiseres] achteraf algemene feedback heeft gegeven ter zake van (het ontbreken van) onderlinge communicatie tussen het MICT en de Politie, en dat daarover nog verder moet worden gesproken. In het licht van het betoog van de Politie en de Staat dat zij niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van [eiseres] en het voornemen van het MICT haar aan te houden, heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat en op welke grond de Politie anders had moeten handelen dan zij heeft gedaan.
NJ2003, 615 in de zaak Staat/Lavrijsen).
- de Staat, die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 1.782,00, waarvan € 656,00 aan griffierecht en € 1.126,00 (2 punten × tarief € 563,00) aan salaris advocaat;
- de Politie, die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 1.782,00, waarvan € 656,00 aan griffierecht en € 1.126,00 (2 punten × tarief € 563,00) aan salaris advocaat.
5.De beslissing
- aan de kant van de Staat tot op vandaag begroot op € 1.782,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
- aan de kant van de Politie tot op vandaag begroot op € 1.782,00, en op € 163,00 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,00 in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;