ECLI:NL:RBDHA:2022:67

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning van aansprakelijkheid voor gezondheidsklachten van voormalig militair na blootstelling aan PX-10

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voormalig militair en de minister van Defensie. De eiser, die van 7 juli 1982 tot 2 september 1983 in militaire dienst was, heeft gezondheidsklachten geuit die hij toeschrijft aan zijn blootstelling aan het chemische middel PX-10 tijdens zijn diensttijd. Eiser heeft verzocht om erkenning van aansprakelijkheid voor deze gezondheidsklachten, maar zijn verzoek is door de minister van Defensie afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen de gezondheidsklachten van eiser en de blootstelling aan PX-10, zoals bevestigd door een rapport van het RIVM. Dit rapport concludeert dat er geen bewijs is dat de blootstelling aan PX-10 heeft geleid tot de gezondheidsproblemen van eiser.

De rechtbank heeft verder overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor een militair invaliditeitspensioen, wat een voorwaarde is voor het aanvragen van aanvullende schadevergoeding. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die hij ook in eerdere procedures heeft aangevoerd, niet overtuigend geacht. Eiser heeft tijdens de zitting zijn klachten toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat deze klachten niet van een zodanige aard zijn dat er een externe oorzaak aan ten grondslag moet liggen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de minister van Defensie geen aansprakelijkheid hoeft te erkennen voor de door eiser geleden schade. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de minister van Defensie, voorheen de staatssecretaris van Defensie,verweerder,
(gemachtigde: mr. I. Wiertz).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om erkenning van aansprakelijkheid afgewezen.
Bij besluit van 18 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2021 middels een videoverbinding. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is van 7 juli 1982 tot 2 september 1983 in militaire dienst geweest. Hij geeft aan sindsdien gezondheidsklachten te hebben, doordat hij tijdens zijn dienstperiode is blootgesteld aan PX-10. Hij heeft verweerder verzocht aansprakelijkheid hiervoor te erkennen.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen. Verweerder wijst er op dat de hoogste ambtenarenrechter op 13 februari 2020 een uitspraak heeft gedaan over de aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen (mip) van eiser. Uit deze uitspraak volgt dat eiser niet in aanmerking komt voor een militair invaliditeitspensioen, omdat er op basis van het rapport van het RIVM over PX-10 geen causaal verband bestaat tussen de blootstelling aan PX-10 en de gezondheidsklachten van eiser. Verweerder mocht zich volgens de hoogste ambtenarenrechter op dit rapport van het RIVM baseren. [1] Hiermee staat volgens verweerder in rechte vast dat de gezondheidsklachten van eiser niet veroorzaakt zijn door de blootstelling aan PX-10.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Tijdens zijn militaire dienst sliep hij in een slecht geventileerde ruimte waarin door ongeveer 20 militairen hun wapens werden schoongemaakt met PX-10. Na zijn militaire diensttijd heeft hij zich met druk op zijn hoofd, benauwdheid en slikproblemen bij zijn huisarts gemeld, maar de schadelijke gevolgen van blootstelling aan PX-10 waren toen nog niet bekend.
Het onderzoek van het RIVM dat aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, is onvoldoende zorgvuldig geweest. Er is een beperkte groep militairen onderzocht, er zijn (onjuiste) aannames gedaan over de samenstelling van PX-10 zoals dit bij Defensie werd gebruikt en er is uitgegaan van een onjuiste methode om de blootstelling aan PX-10 te berekenen. Tijdens een bijeenkomst van 28 januari 2016 is gebleken dat het RIVM niets zeker weet over PX-10, maar alleen voorzichtige aannames en omschrijvingen geeft. Het onderzoek is niet gebaseerd op feiten.
Tot slot geeft eiser aan dat hij hoogstwaarschijnlijk ook met Chroom 6 heeft gewerkt. Uit het recente nieuws blijkt dat ook blootstelling aan Chroom 6 tot gezondheidsklachten kan leiden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat de schadevergoeding die eiser heeft aangevraagd, is bedoeld voor voormalig militairen met een militair invaliditeitspensioen. Voormalig militairen die schade hebben geleden die niet volledig door het militair invaliditeitspensioen wordt gedekt, kunnen bij verweerder een aanvraag voor aanvullende schadevergoeding indienen. Aangezien eiser niet beschikt over een militair invaliditeitspensioen, komt hij ook niet in aanmerking voor aanvullende schadevergoeding. Al hierom heeft verweerder de aanvraag van eiser af kunnen wijzen.
5. De rechtbank constateert daarnaast dat de argumenten die eiser in de onderhavige procedure aanvoert tegen het rapport van het RIVM dezelfde zijn als die hij heeft aangevoerd in de mip-procedure die tot de uitspraak van de hoogste ambtenarenrechter van 13 februari 2020 heeft geleid. Zoals de hoogste ambtenarenrechter in die zaak heeft overwogen ziet het onderzoek van het RIVM op de vraag in hoeverre het gebruik bij Defensie van PX-10 bij medewerkers kan hebben geleid tot vormen van kanker, huidaandoeningen of neurologische aandoeningen, waarvan op basis van (medisch) wetenschappelijk onderzoek een (mogelijk) verband is aangenomen met blootstelling aan PX-10. Eiser lijdt niet aan een van deze aandoeningen. Daarom is er ook geen aanleiding causaal verband aan te nemen tussen het werken met PX-10 en de gezondheidsklachten van eiser.
6. Daarbij constateert de rechtbank dat de gezondheidsklachten van eiser, hoe vervelend die ook zijn, niet van die aard zijn dat daar zondermeer een externe oorzaak aan ten grondslag moet liggen. In zijn beroepschrift heeft eiser aangegeven dat hij na afloop van zijn diensttijd druk op zijn hoofd, benauwdheid en slikproblemen ervaarde. Gevraagd naar zijn huidige gezondheidsproblemen, heeft eiser ter zitting medegedeeld dat hij last heeft van vermoeidheid en COPD-achtige klachten. Daarnaast slikt hij antidepressiva en medicatie tegen hoge bloeddruk.
7. Met betrekking tot de stelling van eiser dat zijn klachten ook veroorzaakt zouden kunnen zijn door het werken met Chroom 6, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat eiser dit het beste met een aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen aan verweerder kan voorleggen. Op informatie.chroom6.nl kan eiser hier meer informatie over vinden.
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder geen aansprakelijkheid hoeft te erkennen voor de schade zoals eiser die heeft geleden. Ook hoeft verweerder de kosten die eiser voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:292).