ECLI:NL:RBDHA:2022:67
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot erkenning van aansprakelijkheid voor gezondheidsklachten van voormalig militair na blootstelling aan PX-10
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voormalig militair en de minister van Defensie. De eiser, die van 7 juli 1982 tot 2 september 1983 in militaire dienst was, heeft gezondheidsklachten geuit die hij toeschrijft aan zijn blootstelling aan het chemische middel PX-10 tijdens zijn diensttijd. Eiser heeft verzocht om erkenning van aansprakelijkheid voor deze gezondheidsklachten, maar zijn verzoek is door de minister van Defensie afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen de gezondheidsklachten van eiser en de blootstelling aan PX-10, zoals bevestigd door een rapport van het RIVM. Dit rapport concludeert dat er geen bewijs is dat de blootstelling aan PX-10 heeft geleid tot de gezondheidsproblemen van eiser.
De rechtbank heeft verder overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor een militair invaliditeitspensioen, wat een voorwaarde is voor het aanvragen van aanvullende schadevergoeding. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die hij ook in eerdere procedures heeft aangevoerd, niet overtuigend geacht. Eiser heeft tijdens de zitting zijn klachten toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat deze klachten niet van een zodanige aard zijn dat er een externe oorzaak aan ten grondslag moet liggen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de minister van Defensie geen aansprakelijkheid hoeft te erkennen voor de door eiser geleden schade. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.