Op 27 juni 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Deze uitspraak volgde op een eerder verleende spoedmachtiging op 15 juni 2022, waarbij de minderjarige, geboren in 2007, tijdelijk was opgenomen in een gesloten setting vanwege ernstige zorgen over haar ontwikkeling en veiligheid. De kinderrechter heeft de ouders, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, als belanghebbenden aangemerkt en heeft kennisgenomen van de zorgen die zij hebben over de situatie van hun dochter. De minderjarige vertoont problematisch gedrag, waaronder suïcidale uitingen, automutilatie en agressie, en heeft een belast verleden met langdurig seksueel misbruik.
Tijdens de zitting is het verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland om de minderjarige voor een jaar in een gesloten accommodatie te plaatsen, besproken. De ouders steunen dit verzoek, maar de advocaat van de minderjarige pleitte voor een kortere termijn van maximaal zes maanden, omdat er nog geen concreet behandelplan was. De kinderrechter heeft de zorgen van het college en de ouders onderschreven en geconcludeerd dat de situatie van de minderjarige een gesloten plaatsing noodzakelijk maakt. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot 15 december 2022, en de behandeling van het overige verzoek aangehouden tot een nader te bepalen zitting. De kinderrechter benadrukte dat de situatie van de minderjarige na zes maanden opnieuw beoordeeld moet worden, waarbij ook een onafhankelijke gedragswetenschapper betrokken zal worden.