ECLI:NL:RBDHA:2022:674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
NL21.19799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan contact met eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 15 december 2021 een asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is op de zitting niet verschenen, ondanks dat zijn gemachtigde wel aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser sinds 21 december 2021 geen contact meer heeft gehad met hem. Dit werd bevestigd door informatie van de vreemdelingenpolitie, waaruit bleek dat eiser op 20 december 2021 de opvang zelfstandig had verlaten en met onbekende bestemming was vertrokken.

De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland, waardoor hij geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen één week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19799
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.A.E. Engelen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 15 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.19800, op 26 januari 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Uit het bericht van de gemachtigde van eiser van 13 januari 2022 blijkt dat hij sinds 21 december 2021 geen contact meer heeft met eiser. Desgevraagd heeft verweerder informatie van de vreemdelingenpolitie overgelegd. Hieruit blijkt dat eiser op 20 december 2021 de opvang zelfstandig heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken.
2. Hieruit moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van het bestreden besluit. [1]
3. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.