ECLI:NL:RBDHA:2022:68

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C/09/619653 / FA RK 21-7099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en toevertrouwing van het kind in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een vrouw en een man in het kader van hun echtscheiding. De vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de toevertrouwing van hun minderjarige kind aan haar. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen, omdat zij onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor het uitsluitend gebruik van de woning. De rechtbank overwoog dat de vrouw niet had aangetoond dat er sprake was van een onhoudbare situatie of onoverkomelijke spanningen tussen partijen. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de vrouw pas eind oktober 2021 het verzoek indiende, terwijl zij al in januari 2021 had aangegeven te willen scheiden. De rechtbank concludeerde dat het voor de duur van de echtscheidingsprocedure het minst slechte alternatief was dat partijen voorlopig samen in de echtelijke woning zouden blijven wonen.

Daarnaast werd het verzoek van de vrouw om het minderjarige kind aan haar toe te vertrouwen afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat het in het belang van het kind was dat beide ouders voorlopig samen in de woning verbleven. De rechtbank oordeelde ook dat de verzoeken van de vrouw voor voorlopige kinder- en partneralimentatie werden afgewezen, omdat de man op dat moment alle vaste lasten betaalde en dit zou blijven doen zolang zij samen in de woning verbleven. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De beslissing werd genomen door kinderrechter A.M.M. Vingerling, in samenwerking met griffier S. Sluijmer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-7099
Zaaknummer: C/09/619653
Datum beschikking: 5 januari 2022

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 22 oktober 2021 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.J.G. Jukema in Bergschenhoek (gemeente Lansingerland).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A.J.M.H. de Werd in Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 22 oktober 2021;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 17 december 2021;
  • het e-mailbericht van 28 oktober 2021 van de man, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 28 oktober 2021 van de vrouw;
  • het F9-formulier van 2 november 2021 van de man, met bijlage;
  • het F9-formulier van 2 november 2021 van de vrouw;
  • het F4-formulier van 3 november 2021 van de man;
  • het F9-formulier van 11 november 2021 van de vrouw, met bijlage.
Op 22 december 2021 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw bijgestaan door haar advocaat, de man bijgestaan door zijn advocaat en [Medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)
.Van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities en nadere stukken overgelegd, van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 1997.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind: [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum 1] 2006 in ’ [geboorteplaats 1]
  • Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
  • Zij zijn daarnaast de ouders van de volgende meerderjarige kinderen:
  • [meerderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000 in [geboorteplaats 2]
  • [meerderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2002 in [geboorteplaats 3] .

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt dat:
  • de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning in [woonplaats 3] aan de [adres] met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • [minderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie voor [minderjarige] van
€ 678,- per maand wordt vastgesteld, dan wel een zodanige maandelijkse bijdrage als de rechtbank in goede justitie vaststelt, met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, dan wel met ingang van de datum van de beschikking, dan wel met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vaststelt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige partneralimentatie van € 10.452,- bruto per maand wordt vastgesteld, dan wel een zodanige maandelijkse bijdrage als de rechtbank in goede justitie vaststelt, met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, dan wel met ingang van de datum van de beschikking, dan wel met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vaststelt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.
De man voert primair verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Subsidiair, indien de rechtbank het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toekent, verzoekt de man – met referte ten aanzien van het verzoek te bepalen dat [minderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd:
  • te bepalen dat de man met ingang van de datum waarop de vrouw gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, dan wel met ingang van de datum van de beschikking, met € 678,- per maand zal bijdragen in de kosten van [minderjarige] , telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
  • het verzoek ten aanzien van de voorlopige partneralimentatie af te wijzen,
voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en daarbij te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Beoordeling

Uitsluitend gebruik echtelijke woning
De vrouw verzoekt om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te kennen. Partijen verblijven nu nog gezamenlijk in de echtelijke woning, maar dit is volgens de vrouw niet langer houdbaar. De situatie thuis is zeer gespannen. Het gedrag van de man naar haar toe is intimiderend en bedreigend, waardoor de vrouw zich onveilig voelt. Hij toont geen respect voor haar. De vrouw is niet in staat om andere woonruimte in [woonplaats 3] te huren, omdat zij zelf niet beschikt over een vast inkomen. Daarnaast heeft zij de dagelijkse zorg voor [minderjarige] en vindt zij het voor hem belangrijk dat hij in ieder geval, samen met haar, voor de duur van de echtscheidingsprocedure in de echtelijke woning kan blijven wonen. De echtelijke woning biedt voor [minderjarige] een stabiele levenssfeer, omdat zijn vrienden in [woonplaats 3] wonen en hij daar naar school gaat. Bovendien is de vrouw van mening dat de twee oudste kinderen een afwijzing van haar verzoek zien als een bevestiging van de door de man aan hen geventileerde opvatting dat de vrouw de kwade genius in dezen is.
De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw. Hij is van mening dat partijen in staat zijn om de huidige situatie, waarin partijen samen met [minderjarige] in de echtelijke woning wonen, voort kunnen zetten tot aan de verkoop van de echtelijke woning. Partijen wonen al zo vanaf januari 2021, toen de vrouw haar scheidingswens kenbaar maakte. De man geeft aan dat hij daarbij de kosten van de huishouding zal blijven betalen. De man betwist dat sprake is van een zeer gespannen thuissituatie, waarin hij de kinderen tegen de vrouw opzet. Hij kwalificeert de onderlinge verstandhouding als goed, gegeven het feit dat partijen willen scheiden. Daarnaast doen beide partijen hun best om de ander niet te hinderen, met rust te laten en zoveel mogelijk gescheiden te leven. Dat kan relatief makkelijk, gelet op de grootte en indeling van de echtelijke woning. Zij zien elkaar enkel wanneer zij samen met [minderjarige] eten. Dit gebeurt zo’n drie tot vier keer per week. De man is aldus van mening dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar verzoek. De man heeft als vader verder een belangrijke taak in de opvoeding van [minderjarige] en hecht er daarom belang aan dat zij in ieder geval voorlopig nog onder één dak blijven wonen. Verder acht de man het van belang dat hij voorlopig in de echtelijke woning kan blijven wonen, om het verkoopproces van de echtelijke woning te begeleiden.
De Raad heeft op de zitting onder meer aangegeven dat het toekennen van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw ervoor kan zorgen dat de kinderen in een loyaliteitsconflict geraken. Zij kunnen hierdoor immers bevestigd worden in hun gevoel dat één van hun ouders – in dit geval de man – benadeeld wordt, omdat hij de echtelijke woning dan moet verlaten. Dit acht de Raad niet in het belang van de kinderen, die er met de echtscheiding van partijen al een ontwikkelingstaak bij hebben gekregen.
De rechtbank overweegt als volgt. Het gaat hier om het treffen van een ordemaatregel van voorlopige aard in het kader van de echtscheiding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw onvoldoende gesteld om tot het oordeel te komen dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar verzoek om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te kennen, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de man. Niet is komen vast te staan dat sprake is van een onhoudbare situatie en onoverkomelijke spanningen tussen partijen die om een ordemaatregel vragen, zoals door de vrouw is bepleit. Dit mede gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, te weten het gegeven dat de vrouw hoewel zij reeds begin 2021 heeft medegedeeld te willen scheiden van de man, eerst eind oktober van dat jaar dit verzoek tot uitsluitend gebruik heeft ingediend, de ruime woonoppervlakte van de echtelijke woning en de eigen vertrekken waartoe partijen toegang hebben, de omstandigheid dat partijen beiden hebben aangegeven dat zij nog meermaals per week samen met [minderjarige] avondeten en dat tijdens de zitting naar voren is gekomen dat partijen ook recent nog gezamenlijk uit eten zijn gegaan. Bij haar oordeel heeft de rechtbank ook meegewogen dat de Raad heeft aangegeven dat het toekennen van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw de situatie verder op de spits kan drijven voor de kinderen, die zo mogelijk (verder) in een loyaliteitsconflict geraken. Temeer omdat de vrouw zelf heeft aangegeven dat zij het gevoel heeft dat de man haar naar de kinderen aanwijst als degene die ‘schuldig’ is aan de echtscheiding. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te kennen gelet op al het voorgaande afwijzen.
De rechtbank begrijpt dat dit voor de vrouw wellicht een moeilijk te accepteren beslissing is en dat dit – zoals de man ook erkend – een verre van ideale situatie is, maar acht dit voor de duur van de echtscheidingsprocedure of totdat één van beiden een andere geschikte woonruimte heeft gevonden de minst slechte optie.
Toevertrouwing [minderjarige]
Omdat de rechtbank het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te kennen zal afwijzen en partijen dus in ieder geval voorlopig nog samen met [minderjarige] in de echtelijke woning zullen verblijven, ziet de rechtbank geen aanleiding om [minderjarige] aan de vrouw toe te vertrouwen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om [minderjarige] aan haar toe te vertrouwen daarom afwijzen.
Voorlopige kinder- en partneralimentatie
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de man op dit moment alle vaste lasten betaalt voor zowel de echtelijke woning, als de kosten voor de (meerderjarige en minderjarige) kinderen en de vrouw. De man heeft aangegeven dit te zullen blijven doen voor de duur van de echtscheidingsprocedure, zolang partijen gezamenlijk met [minderjarige] in de echtelijke woning verblijven. De vrouw heeft dit niet weersproken. De rechtbank zal daarom de verzoeken van de vrouw ten aanzien van de voorlopige kinder- en partneralimentatie afwijzen.
Proceskosten
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.M. Vingerling, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. S. Sluijmer, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 5 januari 2022.