ECLI:NL:RBDHA:2022:6847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
C/09/628318 KG ZA 22-344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor een vakantie met een minderjarige naar Israël

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die samen de ouders zijn van een minderjarige. De man verzocht om vervangende toestemming voor een vakantie met de minderjarige naar Israël, waaronder de Palestijnse gebieden, en Jordanië, in de periode van 25 juli tot en met 14 augustus 2022. De vrouw weigerde haar toestemming voor de reis naar Israël, omdat zij zich zorgen maakte over de veiligheid in dat gebied. De man voerde aan dat er geen negatief reisadvies was voor Israël en dat hij niet van plan was om naar onveilige gebieden te reizen. De voorzieningenrechter overwoog dat het in het belang van de minderjarige is om met zijn ouder op vakantie te kunnen gaan, tenzij er zwaarwegende contra-indicaties zijn. Gezien het feit dat er geen negatief reisadvies was en de man bij familie zou verblijven, oordeelde de voorzieningenrechter dat de weigering van de vrouw niet gerechtvaardigd was. De rechtbank verleende de man daarom de gevraagde vervangende toestemming, onder de voorwaarde dat het reisadvies op de dag van vertrek groen of geel is. Tevens werd bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/628318 KG ZA 22-344
Vonnis in kort geding van 17 juni 2022
in de zaak van
[de man]te [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. S. Jongen te ’s-Hertogenbosch,
tegen:
[de vrouw]te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. drs. E.A. Kronenburg te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de man’ en ‘de vrouw’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende een conditionele eis in reconventie, met producties, die nadien zijn gewijzigd/aangevuld;
- de op 3 juni 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting heeft de vrouw haar conditionele vordering in reconventie ingetrokken, omdat de man de door haar gevraagde toestemming voor een vakantie naar Spanje in de periode van 9 tot 17 juli 2022 schriftelijk heeft gegeven. Deze vordering komt dan ook verder niet meer aan de orde.
1.3.
Ter zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 7 november 2011 tot 1 augustus 2014. Daarna hebben zij nog een affectieve relatie gehad. Partijen zijn samen de ouders van de thans nog minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] (hierna: de minderjarige). De man heeft de minderjarige erkend en partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige.
2.2.
De minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw. Bij beschikking van 22 juli 2021 is een reguliere zorgregeling bepaald en is tevens bepaald dat de minderjarige de helft van de schoolvakanties bij de man zal verblijven, in onderling overleg te bepalen.
2.3.
De man heeft vanaf 25 juli 2022 drie weken aaneengesloten verlof van zijn werk verkregen.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert, zakelijk weergegeven, dat aan hem vervangende toestemming wordt verleend voor een vakantie met [de minderjarige] in de periode van 25 juli tot en met 14 augustus 2022 naar Israël, waaronder de Palestijnse gebieden, en Jordanië en dat deze toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van moeder.
3.2.
Daartoe voert de man – samengevat – het volgende aan. De man wenst in de genoemde periode met zijn partner, [de minderjarige] en het halfbroertje van [de minderjarige] naar Jordanië en Israël, waaronder de Palestijnse gebieden, af te reizen voor vakantie en familiebezoek. De familieleden die de man samen met [de minderjarige] wil bezoeken zijn niet in staat naar Nederland te reizen, zodat dit de enige mogelijkheid is om [de minderjarige] met hen kennis te laten maken. Daarbij vindt de man het ook belangrijk om [de minderjarige] kennis te laten maken met de cultuur van het land waar zijn ouders oorspronkelijk vandaan komen. De man is voornemens om eerst naar Israël te gaan, waarbij voornamelijk Jeruzalem zal worden bezocht, maar zal waarschijnlijk ook enkele dagen naar Palestijns gebied gaan. Het reisadvies voor deze gebieden is geel. Er zijn geen ernstige veiligheidsrisico’s. Dat geldt temeer nu de man voornamelijk bij familie zal verblijven. De man zal voorts niet afreizen naar de onveilige gebieden aan de grens die de kleurcode rood hebben. Het tweede deel van de reis wil de man doorbrengen in Jordanië in een resort. Daarvoor geldt ook dat het reisadvies voor dat gebied geel is en er geen ernstige veiligheidsrisico’s gelden. De vrouw weigert ten onrechte haar toestemming voor deze gehele reis. De man wenst daarom zo spoedig mogelijk vervangende toestemming van de rechtbank te krijgen, zodat hij de reis kan boeken.
3.3.
De vrouw voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Nu partijen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen, heeft de man de toestemming van de vrouw nodig om de minderjarige mee naar het buitenland te nemen, in dit geval naar Israël, waaronder ook de Palestijns gebieden, en Jordanië, zoals de man voornemens is. De vrouw is akkoord met een verblijf van de man met [de minderjarige] in Jordanië, maar zij weigert toestemming te verlenen voor een verblijf van de man met [de minderjarige] in Israël, waaronder de Palestijnse gebieden, samengevat vanwege de onveilige situatie waarvan volgens haar daar sprake is. De vraag die door de voorzieningenrechter in dit geding moet worden beantwoord is of die weigering gerechtvaardigd is. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het in beginsel in het belang van de minderjarige moet worden geacht om met zijn ouder(s) op vakantie te kunnen gaan. Alleen wanneer er sprake is van contra-indicaties met een zeker gewicht, kan van het voornoemde uitgangspunt worden afgeweken en zal een (buitenlandse) vakantie(reis) in rechte kunnen worden geweigerd, althans aan beperkingen onderworpen.
4.2.
Gelet op de stukken en dat wat partijen naar voren hebben gebracht, acht de voorzieningenrechter het in dit geval niet gerechtvaardigd dat de vrouw haar toestemming weigert. Op dit moment geldt geen negatief reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor Israël of de Palestijnse gebieden. Dit is anders voor de gebieden in de grensstreek bij Gaza, Syrië en Libanon. De man heeft echter uitdrukkelijk verklaard zich daar niet te zullen begeven. Ook heeft de man uitdrukkelijk verklaard dat, als er voor vertrek toch een negatief reisadvies zou komen, hij niet zal gaan. De voorzieningenrechter acht verder relevant dat de man bekend is in het gebied en bovendien bij familie zal verblijven.
4.3.
De voorzieningenrechter zal de door de man gevraagde vervangende toestemming dan ook verlenen, onder de voorwaarde dat het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse zaken voor Israël, waaronder de Palestijnse gebieden, zoals weergegeven op de website www.nederlandwereldwijd.nl, op de dag van vertrek groen of geel is. Dat betekent dat de vervangende toestemming niet geldt in geval van een oranje of rood reisadvies voor de bestemming.
4.4.
De vrouw heeft reeds toestemming gegeven voor de reis naar Jordanië, maar niet duidelijk is echter of zij deze toestemming enkel heeft verleend onder de voorwaarde dat de man niet ook naar Israël, en de Palestijnse gebieden, zal reizen. Daarom zal ook vervangende toestemming worden verleend voor Jordanië als onderdeel van de gehele door de man geplande reis. Voor een niet-ontvankelijkverklaring op dit punt, zoals de vrouw in het kader van haar verweer naar voren heeft gebracht, is dan ook geen plaats.
4.5.
In de familierechtelijke aard van dit geschil, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent aan de man toestemming voor een vakantie met [de minderjarige] in de periode van 25 juli tot en met 14 augustus 2022 naar Israël, waaronder de Palestijnse gebieden, en Jordanië, welke toestemming de toestemming van de vrouw vervangt, onder de voorwaarde dat telkens op de dag van vertrek naar het land van bestemming voor de betreffende bestemming op basis van het door het ministerie van Buitenlandse Zaken gegeven reisadvies er geen negatief reisadvies geldt (wat tot uitdrukking komt volgens de daartoe gehanteerde kleurcodes oranje of rood) en die bestemming dus de kleurcode groen of geel heeft en wel volgens de informatie op de website www.nederlandwereldwijd.nl;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Vingerling en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022.
ts