ECLI:NL:RBDHA:2022:6847
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor een vakantie met een minderjarige naar Israël
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die samen de ouders zijn van een minderjarige. De man verzocht om vervangende toestemming voor een vakantie met de minderjarige naar Israël, waaronder de Palestijnse gebieden, en Jordanië, in de periode van 25 juli tot en met 14 augustus 2022. De vrouw weigerde haar toestemming voor de reis naar Israël, omdat zij zich zorgen maakte over de veiligheid in dat gebied. De man voerde aan dat er geen negatief reisadvies was voor Israël en dat hij niet van plan was om naar onveilige gebieden te reizen. De voorzieningenrechter overwoog dat het in het belang van de minderjarige is om met zijn ouder op vakantie te kunnen gaan, tenzij er zwaarwegende contra-indicaties zijn. Gezien het feit dat er geen negatief reisadvies was en de man bij familie zou verblijven, oordeelde de voorzieningenrechter dat de weigering van de vrouw niet gerechtvaardigd was. De rechtbank verleende de man daarom de gevraagde vervangende toestemming, onder de voorwaarde dat het reisadvies op de dag van vertrek groen of geel is. Tevens werd bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.