ECLI:NL:RBDHA:2022:6927
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vreemdeling wegens ongeloofwaardigheid van deelname aan demonstratie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Iraanse vreemdeling. De eiser, die in Nederland verblijft, had op 17 januari 2022 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij Iran had verlaten vanwege problemen die hij had ondervonden na deelname aan een demonstratie in Isfahan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod opgelegd voor twee jaar. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 24 maart 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte twijfelde aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn deelname aan de demonstratie. Eiser kon geen overtuigende details geven over het aantal demonstranten en zijn beweegredenen om aanwezig te zijn. Bovendien vond de rechtbank dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij problemen had ondervonden van de autoriteiten als gevolg van zijn deelname aan de demonstratie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat de asielaanvraag ongegrond was, omdat eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk gevaar liep in Iran.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.