Overwegingen
1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van het besluit van 7 januari 2021, gelet op de inwilliging van de asielaanvraag van bij besluit van 5 januari 2022, moet worden aangemerkt als tegemoetkomen in de zin van voormelde bepalingen. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten.
4. Partijen verschillen van mening over de hoogte van de proceskostenveroordeling die moet volgen. Verweerder is bereid 1 punt toe te kennen voor het indienen van het beroepschrift. Verweerder is tevens bereid een bedrag van € 3.200,- exclusief BTW (€ 3.959,- inclusief BTW) te voldoen als kosten voor het door iMMO verrichte forensisch medisch onderzoek en de op grond daarvan opgestelde rapportage. Gemachtigde van verzoekster heeft verzocht om een toekenning van een hogere vergoeding dan 1 punt voor de verleende rechtsbijstand omdat verzoekster aanvullend is gehoord en zij dit gehoor heeft bijgewoond en correcties en aanvullingen heeft ingediend. Verzoekster heeft een factuur van iMMO overgelegd ten bedrage van € 5.250,- en wenst voldoening van deze kosten.
5. De rechtbank zal gelet op het Besluit 1 punt toekennen voor het indienen van het beroepschrift. De extra werkzaamheden die gemachtigde heeft verricht omdat verzoekster tijdens de beroepsfase aanvullend is gehoord en dit gehoor door haar gemachtigde is bijgewoond, kunnen op grond van het Besluit niet in aanmerking komen voor vergoeding enkel vanwege de tijdsinvestering. De rechtbank ziet geen aanleiding om een hogere wegingsfactor toe te kennen in verband met de zwaarte van de zaak. Weliswaar is om het asielrelaas van verzoekster te onderbouwen een medisch onderzoek verricht en is er aanvullend gehoord, echter dit brengt niet mee dat de zwaarte van de zaak door deze extra verrichte werkzaamheden is toegenomen. Een hogere wegingsfactor zoals bedoeld in het besluit ziet op de complexiteit en de aard van de rechtsvragen, waarbij de omstandigheid dat meer feitelijke werkzaamheden zijn verricht op zichzelf niet volstaat om verweerder te veroordelen tot het voldoen van een hoger bedrag aan proceskosten. De rechtbank zal verweerder dan ook ingevolge het Besluit veroordelen tot het voldoen van € 759,- aan proceskosten in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
6. De rechtbank overweegt voorts dat het iMMO-onderzoek aangemerkt dient te worden als een door een deskundige uitgebracht verslag in de zin van artikel 1, onderdeel b, van het Besluit. De door verzoekster gemaakte kosten voor de deskundige komen voor vergoeding in aanmerking, indien het kosten zijn die zij redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan sprake. Het IMMO rapport was immers aanleiding voor de intrekking van het (bestreden) besluit van 7 januari 2021 en inwilliging van de asielaanvraag van verzoekster in de beroepsfase.
7. Verzoekster heeft de rechtbank in dit kader verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de kosten van het door het iMMO verrichte medisch onderzoek ten bedrage van € 5.250,-, ter onderbouwing waarvan een factuur van iMMO van 29 april 2021 is overgelegd.
8. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn een bedrag van € 3.200,- (exclusief BTW) te vergoeden omdat dit bedrag een aantal jaren geleden is afgesproken tussen verweerder en het iMMO als “standaard-vergoeding”.
9. Gemachtigde van verzoekster heeft naar aanleiding van dit aanbod van verweerder contact opgenomen met het iMMO. Het iMMO heeft daarop aan de gemachtigde aangegeven niet akkoord te gaan met dit aanbod omdat de daadwerkelijk gemaakte kosten veel hoger liggen, namelijk op het bedrag zoals dat is aangegeven in de factuur. Het iMMO heeft aan gemachtigde van verzoekster laten weten dat de directeur van het iMMO in verschillende bijeenkomsten op directieniveau bij verweerder heeft aangekondigd dat het tarief omhoog is gegaan omdat het tarief is aangepast aan een marktconform tarief en niet langer is gebaseerd op een organisatie die voornamelijk met vrijwilligers werkt. Tevens heeft het iMMO laten weten dat het onderzoek kostbaarder is geworden omdat er meer eisen aan een iMMO-rapportage worden gesteld.
10. Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank op deze toelichting gereageerd en in zijn verweerschrift onder meer het navolgende aangevoerd:
(…)
De IND beoordeelt een verzoek om vergoeding van deskundigenrapporten van het iMMO aan de hand van beleidsafspraken die de IND met het iMMO gemaakt heeft. Die vergoeding is gebaseerd op een uitgebreid onderzoek van de ADR (Audit Dienst Rijk) (…)Uit dat onderzoek blijkt dat het iMMO heeft kunnen aantonen, hoeveel geld gemoeid is met het maken van een iMMO rapport. De accountants van het Rijk hebben aan de hand van de door iMMO overgelegde financiële gegevens beoordeeld dat de kosten van het maken van een iMMO-rapport € 3.200,- zijn. Die kosten zijn als redelijk aan te merken en komen dus voor vergoeding in aanmerking. Dit is vastgelegd in een wederzijdse afspraak met het iMMO. De IND houdt zich aan die afspraken, door die kosten tot deze hoogte te vergoeden. De afspraken zijn aan de Eerste Kamer gecommuniceerd bij brief van de Staatssecretaris van 9 mei 2017 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer en een brief van Minister Blok van 12 oktober 2017 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer (…)Gelet hierop, heeft verweerder terecht aangeboden de kosten van het iMMO-rapport tot een bedrag van € 3.200,- te vergoeden. Op basis van de tussen iMMO en IND vastgelegde afspraken en de daarop gebaseerde begroting van Justitie en Veiligheid welke door het Parlement als houder van het budgetrecht is goedgekeurd, kon verweerder ook niet anders en ontbreekt het simpelweg de bevoegdheid om tot een hoger bedrag vergoeding aan te bieden.
Het iMMO-rapport is nu overgelegd in beroep. Uw rechtbank dient derhalve te toetsen aan artikel 8:75 Awb. Kosten die redelijk zijn, komen voor vergoeding in aanmerking. Het iMMO heeft voor het rapport in de onderhavige procedure een factuur opgesteld van
€ 5.250,-. Dat is fors hoger dan de eerder overeengekomen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Zoals hiervoor verwoord, is uit controle van de financiële stukken door accountants gebleken dat de kosten van een iMMO rapport € 3.200,- zijn. Thans is niet gebleken of aangetoond dat een iMMO-rapport inmiddels € 5.250,- kost. Het iMMO heeft ook niet bij de IND aangegeven dat de kosten van overhead of deskundigen inmiddels gestegen zijn, zodat een fors hoger bedrag nu gevraagd dient te worden. Daarbij komt, zoals bij verweerder ambtshalve bekend is, dat het inmiddels door iMMO gevraagde bedrag van een deskundigenrapport bijna tweemaal hoger ligt, dan de prijs van andere, vergelijkbare deskundigen, als het NFI en de NIFP. Ten overvloede merkt verweerder op dat de directie Asiel en Bescherming (A&B) en de Directie Strategie en Uitvoeringsadvies (SUA) het iMMO binnen afzienbare tijd zullen uitnodigen om te kijken naar de kosten van een iMMO rapport om te beoordelen welke kosten redelijk zijn en dus voor vergoeding in aanmerking komen. Als dit tot een overeenstemming leidt, zal dit worden vastgelegd in nieuwe prijsafspraken.
Gelet op al het voorgaande, concludeert verweerder dat uit bovengenoemd onderzoeksrapport van accountants blijkt dat met het opmaken van een iMMO-rapport een bedrag van € 3.200,- gemoeid is. Het iMMO heeft niet aangetoond dat de kostprijs van een onderzoek inmiddels met meer dan 60% gestegen is, zodat die kosten niet redelijk zijn en op grond van artikel 8:75 Awb, niet voor vergoeding in aanmerking dienen te komen. Het is aan het iMMO om de sterk stijgende kostprijs middels financiële bescheiden aan te tonen. Nu daarvan niet is gebleken, dient uw rechtbank uit te gaan van de kosten die in ieder geval redelijk zijn, te weten een bedrag van € 3.200,-. Het had hoe dan ook op de weg van het iMMO gelegen, de stijgende kostprijs te onderbouwen en de IND te verzoeken om een andere vergoeding.
(…)
11. De rechtbank overweegt dat het verweerder en het iMMO uiteraard vrij staat om afspraken te maken over de hoogte van de vergoeding voor forensisch medisch onderzoek dat ten behoeve van een vreemdelingrechtelijke procedure wordt verricht. Indien partijen tot overeenstemming komen is er ook geen taak voor de rechter. Indien vraag en aanbod in een concrete procedure ten behoeve van een concreet verricht onderzoek echter niet op elkaar aansluiten, dus niet tot overeenstemming leidt en de rechter wordt verzocht om uitspraak te doen over de vergoeding van kosten en de hoogte van deze vergoeding, zal de rechtbank deze vergoeding in een concrete procedure vaststellen.
12. Voor zover verweerder heeft verwezen naar algemene afspraken met het iMMO en zijn werkinstructie (IB 2020/139) om te onderbouwen dat hij ten aanzien van het concreet in deze procedure verrichte onderzoek dus niet meer zal vergoeden dan € 3.200,- (exclusief BTW), is dit dan ook weinig zinvol.
Het gaat er dus, anders dan verweerder kennelijk veronderstelt, niet om dat het iMMO moet onderbouwen dat het verschil in thans gefactureerde kosten ten aanzien van de jaren geleden overeengekomen kostenvergoeding gerechtvaardigd is. Het iMMO vraagt de gemachtigde van verzoekster de factuur in deze procedure te overleggen en vergoeding hiervan te verzoeken.
13. De rechtbank zal beoordelen of de gemaakte kosten en de gevraagde vergoeding redelijk zijn. Uitgangspunt voor de beoordeling door de rechtbank is dus de vaststelling van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Dat een jaren geleden op basis van een accountancy onderzoek overeengekomen standaardmatig toegekend bedrag beter past in de justitiebegroting acht de rechtbank weinig relevant.
14. Verzoekster dient op grond van haar inspanningsverplichting alle relevante elementen naar voren te brengen en zo goed mogelijk te onderbouwen. Forensisch medisch onderzoek kan het asielrelaas onderbouwen en dus steunbewijs vormen indien, zoals in de procedure thans aan de orde, sprake is van fysiek en psychisch letsel en de vreemdeling verklaart dat deze letsels verband houden met de kern van het asielrelaas.
Indien verweerder “slechts” gehouden zou zijn een jaren geleden vastgesteld bedrag voor dit medische onderzoek te voldoen in plaats van daadwerkelijk gemaakte kosten, zou dit belemmerend kunnen werken voor een vreemdeling die overweegt medisch onderzoek te doen verrichten om zijn verklaringen te onderbouwen.
15. Voor zover verweerder heeft aangegeven dat het inmiddels door iMMO gevraagde bedrag van een deskundigenrapport bijna tweemaal hoger ligt dan de prijs van andere, vergelijkbare deskundigen als het NFI en de NIFP, overweegt de rechtbank dat indien verweerder de kosten van het iMMO-onderzoek te hoog vindt hij de plicht om deze te voldoen had kunnen voorkomen door zelf forensisch medisch onderzoek te laten verrichten. De rechtbank overweegt dat indien verweerder in de onderhavige procedure een FMO had laten verrichten, dit naar alle waarschijnlijk in een eerder stadium van de procedure reeds tot inwilliging van de asielaanvraag geleid en hij dus de werkzaamheden van het iMMO niet had hoeven vergoeden.
16. Verweerder heeft in deze procedure enkel verwezen naar eerdere algemene afspraken. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet -gemotiveerd- heeft betwist dat de factuur betrekking heeft op daadwerkelijk verrichte werkzaamheden en daadwerkelijk vanwege dit concrete iMMO-onderzoek gemaakte kosten. Door enkel te verwijzen naar een jaren geleden overeengekomen standaardmatige vergoeding voor het verrichten van forensisch medisch onderzoek heeft verweerder miskend dat verzoekster concreet en gedetailleerd de gestelde kosten heeft gespecificeerd en heeft onderbouwd. In deze door het iMMO verschafte toelichting op de factuur is uitgelegd uit welke onderdelen een iMMO-onderzoek bestaat, dat een iMMO-onderzoek gemiddeld 55 uur werk met zich brengt en dit onderzoek thans vanwege het specialistische en ook ingrijpende karakter van dergelijk onderzoek te belastend is voor een volledig vrijwilligersmodel. Uit deze toelichting volgt voorts dat het bestuur van het iMMO het besluit heeft genomen om meer betaalde krachten aan te stellen en de tarieven per 1 januari 2020 zijn verhoogd, waarbij ook aansluiting is gezocht bij het Besluit tarieven in strafzaken. Tevens is op grond van urenregistratie die gedurende acht jaar is bijgehouden uiteengezet hoeveel uren een psycholoog en een arts gemiddeld besteden aan een FMO waarbij is uitgelegd dat, hoewel deze uren overeenkomen met het verrichten van een pro justitia rapportage in strafzaken, een “FMO asiel” tijdsintensiever is vanwege het moeten inschakelen van een tolk. Het iMMO hanteert derhalve als uitgangspunt een tarief van € 5.250,-, waarbij is gesteld dat deze kosten in de onderhavige procedure ook daadwerkelijk zijn gemaakt. In de bijlage van de factuur zijn deze kosten gespecificeerd in een schematisch overzicht.
17. De rechtbank wijst partijen er op dat het bedrag van de kosten van een deskundige bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken. De rechtbank stelt vast dat voor het opstellen van een iMMO-rapportage in strafzaken geen speciaal tarief is bepaald. Op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken geldt dan thans een uurtarief van € 134,04 per uur. Vergeleken met de voor vergoeding in aanmerking komende uren die voor geneeskundigen en psychologen voor het opstellen van milieu-, mono-, dubbel- en tripelrapportages zijn vastgesteld in het Besluit tarieven in strafzaken (artikelen 2 en 3) en gelet op de werkzaamheden die gemoeid zijn met het opstellen van een iMMO-rapportage, zoals dat blijkt uit de ‘Werkwijze iMMO en Toelichting bij iMMO rapportage’, komt deze vergoeding de rechtbank niet onredelijk voor.
18. Het iMMO baseert zich in deze procedure blijkens de toelichting op de factuur ook op het Besluit tarieven in strafzaken en vermeldt dat de uurtarieven per 1 januari 2019 voor een psycholoog € 97,07 en voor een psychiater € 126,47 bedragen. De rechtbank wijst er op dat deze bedragen inmiddels zijn geïndexeerd en dat dit tarief op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken vanaf 19 juni 2021, zoals hiervoor vermeld, thans € 134,04 is. Een vergoeding voor het verrichten van een FMO door het iMMO bij een tijdsbesteding van 55 uur zou dan (55 x € 134,04) een bedrag van € 7.37,20 zijn, waarbij niet is verdisconteerd dat het moeten onderzoeken met bijstand van een tolk tijdsintensiever is en die 55 gefactureerde uren dus niet volledig overeenstemmen met de daadwerkelijke tijdsbesteding. Het iMMO-rapport is echter opgemaakt vòòr 19 juni 2021 en de factuur is gedateerd op 29 mei 2021, zodat het “oude tarief” op deze proceskostenveroordeling van toepassing is. De rechtbank wijst verweerder er op dat indien er nader overleg gaat plaatsvinden over vergoeding van door het iMMO verricht forensisch onderzoek en dit overleg niet tot overeenstemming leidt, in toenemende mate een beroep op de rechter zal worden gedaan voor een proceskostenveroordeling. Indien de gefactureerde uren worden onderbouwd en niet (voldoende) gemotiveerd worden betwist, zal de rechtbank in beginsel van deze uren uitgaan en ook steeds het actuele tarief zoals opgenomen in het Besluit tarieven in strafzaken hanteren bij het bepalen van de hoogte van de proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst er ook op dat een vreemdeling zich geregeld tot het iMMO wendt omdat een verzoek aan verweerder om een FMO te verrichten wordt afgewezen. Het is de rechtbank tevens bekend dat verweerder niet vaak zonder dat hier een verzoek van de vreemdeling aan ten grondslag ligt en dus op eigen initiatief een FMO entameert. Indien verweerder vaker en sneller een FMO laat verrichten, zal hij niet alleen indachtig zijn samenwerkingsplicht ten volle invulling geven aan zijn verplichtingen die voortvloeien uit artikel 18 Procedurerichtlijn, maar is verweerder tegelijkertijd in staat om bij het contracteren van deskundigen prijsafspraken te maken. Indien de vreemdeling zelf een FMO laat verrichten en de kosten hiervoor betrokken worden bij een proceskostenveroordeling, heeft verweerder geen invloed op de hoogte van het tarief dat als uitgangspunt zal worden genomen.
19. De rechtbank concludeert, anders dan verweerder in zijn verweerschrift heeft aangegeven, dat dus niet blijkt dat het iMMO hogere tarieven factureert dan andere deskundigen of in deze concrete procedure “overvraagt”. Het iMMO hanteert nu juist tarieven die door de rechtbank op grond van regelgeving ook als uitgangspunt voor een proceskostenveroordeling gelden.
De factuur waarvan verzoekster thans voldoening wenst en die is gebaseerd op tarieven die op het moment dat dit onderzoek werd verricht werden gehanteerd, komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal verweerder opdragen deze factuur integraal te voldoen.
20. De rechtbank zal verweerder gelet op het bovenstaande veroordelen tot vergoeding van de kosten de door verzoekster overgelegde iMMO-rapportage tot een bedrag van € 5.250,-.
21. Uit bovenstaande volgt dat de rechtbank verweerder zal veroordelen in de proceskosten van verzoekster in verband met de indiening van haar beroep, te weten een bedrag van € 759,- voor verleende rechtsbijstand en € 5.250,- voor kosten van een deskundigenrapport, in totaal € 6.009,-.