In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2022 wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Teylingen beoordeeld. Het college had op 16 juni 2020 een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een gezinshuis met vier studio's op een perceel in [plaats]. Eisers, die in de nabijheid van het perceel wonen, vrezen dat het bouwplan hun woon- en leefklimaat negatief zal beïnvloeden door vermindering van zonlicht, inbreuk op hun privacy en geluidsoverlast. De rechtbank heeft de beroepen op 28 juni 2022 behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij eisers en de gemachtigden van het college en vergunninghouder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan, maar dat het college op basis van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) toestemming heeft gegeven voor de afwijking. De voorzieningenrechter had eerder op 22 september 2020 het verzoek van eisers om een voorlopige voorziening afgewezen, en de rechtbank onderschrijft dit oordeel. De rechtbank concludeert dat de negatieve gevolgen van het bouwplan voor eisers niet zo groot zijn dat het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar wordt aangetast.
De rechtbank stelt vast dat de eisers onvoldoende zijn betrokken bij de besluitvorming, maar dat dit niet leidt tot onrechtmatigheid van het besluit. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.