ECLI:NL:RBDHA:2022:7171
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 19 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 25 oktober 2021 was ingediend. De rechtbank Den Haag heeft op 13 juli 2022 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals vastgelegd in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, op 25 april 2022 is verstreken zonder dat verweerder een beslissing heeft genomen. Eiser heeft verweerder op 2 mei 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit.
Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen binnen twee weken een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De rechtbank wijst erop dat, volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een termijn van acht weken voor het nemen van een besluit passend is. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit aan eiser bekendmaakt. Tevens oordeelt de rechtbank dat zij niet bevoegd is om een dwangsom aan de uitspraak te verbinden, zoals bepaald in de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50, en verklaart het beroep gegrond. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.