Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 17 februari 2022 beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 21 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, de asielaanvraag ingewilligd. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat verzoeker verweerder op 3 februari 2022 in gebreke heeft gesteld, maar dat het beroep op 17 februari 2022 is ingediend voordat de termijn van twee weken, zoals vereist in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, was verstreken. Dit betekent dat het beroep prematuur was.
Aangezien het beroep prematuur was, zou de rechtbank het beroep als niet-ontvankelijk hebben verklaard indien het niet was ingetrokken. Daarom komt het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook afgewezen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en is openbaar gemaakt op 19 juli 2022. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.