ECLI:NL:RBDHA:2022:7174
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E. Bethlehem
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvragen
In deze zaak hebben de opposanten, een echtpaar, verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin hun beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen gegrond zijn verklaard. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak op 16 november 2020 vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn was verstreken zonder dat er een beslissing was genomen op de aanvragen. De opposanten waren het niet eens met de vaststelling van de bestuurlijke dwangsom en de proceskostenveroordeling en hebben verzet aangetekend.
De rechtbank heeft in deze procedure geoordeeld dat het verzet ongegrond is. De opposanten voerden aan dat zij afzonderlijk van elkaar beroep hadden ingesteld en dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat er sprake was van samenhang in hun procedures. Ze vroegen om afzonderlijke dwangsommen en afzonderlijke veroordelingen in de proceskosten. De rechtbank oordeelde echter dat de feitelijke en inhoudelijke samenhang tussen de asielverzoeken van de opposanten voldoende was om te concluderen dat er slechts één dwangsom en één proceskostenvergoeding van toepassing was.
De rechtbank heeft bevestigd dat de eerdere uitspraak zonder zitting kon worden gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank heeft de argumenten van de opposanten in hun verzet niet overtuigend geacht en heeft de eerdere beslissing in stand gelaten. De uitspraak is gedaan door mr. E. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.