ECLI:NL:RBDHA:2022:7174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
NL20.4167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Bethlehem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvragen

In deze zaak hebben de opposanten, een echtpaar, verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin hun beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen gegrond zijn verklaard. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak op 16 november 2020 vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn was verstreken zonder dat er een beslissing was genomen op de aanvragen. De opposanten waren het niet eens met de vaststelling van de bestuurlijke dwangsom en de proceskostenveroordeling en hebben verzet aangetekend.

De rechtbank heeft in deze procedure geoordeeld dat het verzet ongegrond is. De opposanten voerden aan dat zij afzonderlijk van elkaar beroep hadden ingesteld en dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat er sprake was van samenhang in hun procedures. Ze vroegen om afzonderlijke dwangsommen en afzonderlijke veroordelingen in de proceskosten. De rechtbank oordeelde echter dat de feitelijke en inhoudelijke samenhang tussen de asielverzoeken van de opposanten voldoende was om te concluderen dat er slechts één dwangsom en één proceskostenvergoeding van toepassing was.

De rechtbank heeft bevestigd dat de eerdere uitspraak zonder zitting kon worden gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank heeft de argumenten van de opposanten in hun verzet niet overtuigend geacht en heeft de eerdere beslissing in stand gelaten. De uitspraak is gedaan door mr. E. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.4166 en NL20.4167

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam], opposant

V-nummer: [nummer]
[naam2],opposante
V-nummer: [nummer2]
gezamenlijk te noemen opposanten
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers).

Procesverloop

Opposanten hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen.
Bij uitspraak van 16 november 2020 met bovengenoemde zaaknummers heeft deze rechtbank en zittingsplaats de beroepen gegrond verklaard.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld voor zover het de vaststelling van de bestuurlijke dwangsom betreft alsmede de proceskosten.
Opposanten hebben niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. In de uitspraak waartegen verzet is gedaan, is overwogen dat de beroepen kennelijk gegrond zijn. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat een beslissing op de aanvragen is genomen.
2. De rechtbank heeft het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom aan eiser ter hoogte van € 1.442 en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers van € 262,50.
3. In dit geding kan in beginsel uitsluitend worden beoordeeld of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling van de beroepen is overgegaan.
4. In verzet voeren opposanten aan dat zij afzonderlijk van elkaar beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen en dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van samenhang in hun procedures. Opposanten verzoeken om oplegging van afzonderlijke dwangsommen en afzonderlijke veroordeling van verweerder in de proceskosten. Opposanten zijn weliswaar met elkaar gehuwd en gelijktijdig ingereisd, maar zij stellen dat dit niet van doorslaggevend belang is. Opposanten stellen dat zij ieder hun eigen asielrelaas hebben waaruit blijkt dat zij ieder hun eigen problemen onafhankelijk van elkaar hebben ondervonden vanwege hun betrokkenheid bij de Gülenbeweging en wijzen erop dat zij beiden een zelfstandige asielvergunning hebben gekregen.
5. De rechtbank oordeelt dat wat opposanten in het verzet hebben aangevoerd niet leidt tot twijfel omtrent de uitkomst van de beroepen. De stelling dat zij ieder hun eigen individuele asielrelaas hebben en afzonderlijk beroep hebben ingesteld maakt niet dat de rechtbank geen zodanige samenhang heeft kunnen aannemen dat verweerder slechts één dwangsom verbeurt. De rechtbank stelt vast dat de feitelijke samenhang blijkt uit de omstandigheden dat eisers sinds 2 maart 2004 met elkaar zijn gehuwd, gelijktijdig Nederland zijn ingereisd op 21 juli 2019 en beiden diezelfde dag een asielaanvraag hebben ingediend. Daarnaast is er ook sprake van een inhoudelijke samenhang. Opposant heeft verklaard dat hij betrokken was bij de Gülenbeweging, dat hij zestien jaar werkzaam is geweest als imam en dat hij op 1 september 2016 op grond van de noodtoestand uit zijn functie is gezet. Opposante heeft verklaard dat zij na haar huwelijk met haar man kennis heeft gemaakt met de Gülenbeweging. Opposanten hebben beiden deelgenomen aan religieuze gespreksbijeenkomsten (sohbet’s) en aan de braderieën (kermes’sen). Daarnaast hebben beide opposanten verklaard dat aan hen door de Turkse autoriteiten een uitreisverbod is opgelegd. Opposante heeft verder verklaard dat familieleden van mensen zoals haar echtgenoot, die ontslagen werden of gevangen genomen werden omdat zij de Gülenbeweging steunden, ook aangevallen kunnen worden en dat die dreiging ook voor haar en hun kinderen bestaat. Aldus hebben opposanten dezelfde problemen aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in haar verweerschrift van 21 mei 2021 aannemelijk heeft gemaakt dat van een zodanige samenhang sprake is dat hij aan opposanten gezamenlijk één dwangsom van € 1.442,00 heeft verbeurd en één maal proceskosten heeft vergoed.
6. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in de buiten-zittingsuitspraak terecht heeft geoordeeld dat zij de beroepen zonder zitting kon afdoen. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittingsuitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.