ECLI:NL:RBDHA:2022:7221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
NL22.8392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R. Deniz, had op 9 mei 2022 een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet ter zitting verschenen op de behandelingsdatum van 30 juni 2022. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. S. Jalouqa.

De rechtbank heeft zich in deze zaak de vraag gesteld of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep, gezien het feit dat zijn gemachtigde op 28 juni 2022 had meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken en geen contact meer met haar onderhield. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van uit wordt gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk had verzocht.

Aangezien de gemachtigde van eiser heeft bevestigd dat er geen contact meer is, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 juni 2022 door rechter mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.8392
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.8393, op 30 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
2. Bij brief van 28 juni 2022 heeft gemachtigde van eiser meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Zij heeft geen contact meer met eiser en voelt zich
niet meer bepaaldelijk gevolmachtigde om eiser bij te blijven staan en zal daarom niet ter zitting verschijnen. Op zitting heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat hij op 28 mei 2022 bericht heeft ontvangen van het COA dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State1 volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
4. Nu de gemachtigde heeft meegedeeld dat zij geen contact meer onderhoudt met eiser, moet ervan uit worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2022 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR21302914

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.