Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
4 mei 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven),
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder,
de Staat der Nederlanden, de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister.
De bestreden uitspraak op bezwaar
Zitting
Beslissing
Overwegingen
31 maart 2020 uitspraak op bezwaar gedaan. Deze uitspraak van de rechtbank is op 4 mei 2022 gedaan. Dit brengt mee dat de redelijke termijn, rekening houdend met de verlenging als gevolg van de coronacrisis, met één jaar en zeven maanden is overschreden. Eiser heeft dan ook recht op een vergoeding van immateriële schade van € 2.000. Van de overschrijding van de redelijke termijn dient (afgerond) één jaar en drie maanden aan de bezwaarfase te worden toegerekend. Verweerder dient daarom van de vergoeding van € 2.000 een bedrag van (afgerond) € 1.579 (15/19e deel van € 2.000) te vergoeden en de Minister (afgerond)
€ 421 (4/19e deel van € 2.000).