ECLI:NL:RBDHA:2022:7324
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- A.M.H. van der Poort-Schoenmakers
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak niet-ontvankelijk verklaard na intrekking beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd met het doel 'arbeid als zelfstandige', had tegen het primaire besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bezwaar gemaakt. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard, waarna verzoeker beroep instelde. Voordat de zitting op 11 februari 2022 plaatsvond, trok verzoeker zijn beroep in. Hierdoor was er geen beroepsprocedure meer aanhangig, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het connexiteitsvereiste, zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, niet meer werd voldaan. De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.