ECLI:NL:RBDHA:2022:7334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
AWB 20/7890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een verblijfssticker had ontvangen met de aantekening 'arbeid niet toegestaan'. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening om een verblijfssticker te verkrijgen die hem zou toestaan om arbeid te verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verweerder op 26 februari 2021 het bezwaar van verzoeker ongegrond heeft verklaard. Verzoeker heeft echter geen beroep ingesteld tegen deze beslissing, wat door zijn gemachtigde telefonisch aan de griffier is bevestigd. Hierdoor voldeed verzoeker niet aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Gelet op het feit dat er geen beroep was ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7890
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van 22 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 13 oktober 2020 aan verzoeker een verblijfssticker ‘Verblijfsaantekeningen vervolgprocedures’ verstrekt, met de aantekening ‘arbeid niet toegestaan’.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze feitelijke handeling. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt verweerder op te dragen een verblijfssticker in zijn paspoort te plaatsen met daarop de vermelding van de arbeidsaantekening dat hij arbeid mag verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Bij besluit van 26 februari 2021 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verweerder heeft op 16 september 2021 een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 11 februari 2022. Met instemming van partijen is de zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder bij besluit van 26 februari 2021 op het bezwaar van verzoeker heeft beslist. Tegen dit besluit heeft verzoeker geen beroep ingesteld. Dit heeft de gemachtigde van verzoeker telefonisch aan de griffier bevestigd.
3. Nu tegen de beslissing op het bezwaar van verzoeker geen beroep is ingesteld, wordt niet langer voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb).