ECLI:NL:RBDHA:2022:7334
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een verblijfssticker had ontvangen met de aantekening 'arbeid niet toegestaan'. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening om een verblijfssticker te verkrijgen die hem zou toestaan om arbeid te verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verweerder op 26 februari 2021 het bezwaar van verzoeker ongegrond heeft verklaard. Verzoeker heeft echter geen beroep ingesteld tegen deze beslissing, wat door zijn gemachtigde telefonisch aan de griffier is bevestigd. Hierdoor voldeed verzoeker niet aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Gelet op het feit dat er geen beroep was ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.