ECLI:NL:RBDHA:2022:7338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
C/09/601388 / FA RK 20-7506
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en geldigheid van huwelijkse voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen partijen, die op 28 juli 1995 zijn gehuwd. De vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om nevenvoorzieningen, waaronder partneralimentatie en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. De man voerde verweer en verzocht zelfstandig om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot partneralimentatie en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning toegewezen, aangezien deze niet zijn betwist door de man. De rechtbank heeft ook de geldigheid van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden beoordeeld, die in 2017 zijn aangepast. De man stelde dat deze voorwaarden vernietigd moesten worden wegens misbruik van omstandigheden en dwaling, maar de rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd om deze stellingen te onderbouwen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man tot vernietiging van de huwelijkse voorwaarden afgewezen en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vastgesteld. De rechtbank heeft bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 50.000,- moet vergoeden en dat de inboedel bij helfte moet worden verdeeld. De rechtbank heeft ook de verdeling van de woningen en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden geregeld, waarbij de woningen aan de vrouw zijn toegedeeld, onder de voorwaarde dat zij de financiering rond krijgt. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 20-7506 (echtscheiding) en FA RK 21-953 (afwikkeling
huwelijkse voorwaarden)
Zaaknummers: C/09/601388 (echtscheiding) en C/09/607284 (afwikkeling huwelijkse
voorwaarden)
Datum beschikking: 16 mei 2022

Scheiding

Beschikking op het op 20 oktober 2020 ingekomen verzoek van:

[X]

de vrouw,
wonende in [woonplaats 1]
advocaat: voorheen mr. K.E.H. Rueb-Braakman, thans mr. C. Elsinga te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. F.C. de Wit-Facchetti te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
  • het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken;
  • het formulier ‘verdelen en verrekenen’, met bijlagen, van de zijde van de vrouw, ingediend op 11 maart 2021;
  • de brief van 15 maart 2022, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • de brief van 18 maart 2022, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • het bericht van 18 maart 2022 van de zijde van de man;
  • de brief van 21 maart 2022, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • de brief van 23 maart 2022 van de zijde van de vrouw.
Op 31 maart 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en een stagiair en de man met zijn advocaat. Door de advocaat van de vrouw is een tweetal pleitnotities overgelegd en voorgedragen.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 1995 te [huwelijksplaats] .
  • Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd inhoudende de uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. In artikel 7 van de huwelijkse voorwaarden zijn partijen een verrekenbeding overeengekomen, inhoudende dat, ingeval het huwelijk van partijen door echtscheiding wordt ontbonden, voor de man de verplichting tot verrekening met de vrouw ontstaat van de helft van de (meer)waarde boven de ƒ 2.700.000,- van het pand aan de [adres 1] te [woonplaats Y] .
  • Op 19 juni 2017 hebben partijen voornoemd artikel 7 van de huwelijkse voorwaarden gewijzigd. Partijen zijn in dat artikel – voor zover van belang – het volgende met elkaar overeengekomen:

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt de echtscheiding uit te spreken en:
  • een door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie vast te stellen van € 2.000,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • het voortgezet gebruik van de echtelijke woning te [woonplaats X] [adres echtelijke woning] met inbegrip van de inboedel, toe te kennen aan de vrouw;
  • de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen, conform het voorstel van de vrouw;
  • de man te veroordelen aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 50.000,-;
  • de man te veroordelen tot afgifte aan de vrouw van de Mercedes B180 met kenteken
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens verzoekt de man thans zelfstandig de echtscheiding uit te spreken en:
  • een door de vrouw aan de man te betalen partneralimentatie vast te stellen van € 1.000,- per maand;
  • primair: de op 19 juni 2017 gewijzigde huwelijkse voorwaarden te vernietigen;
    subsidiair: voor recht te verklaren dat het beroep van de vrouw op de inhoud van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
  • de vrouw te veroordelen om rekening en verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beheer over het vermogen van de man, meer in het bijzonder over hetgeen genoemd in punt 97, vraagpunten 1 tot en met 6, van het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
  • indien uit de door de vrouw af te leggen rekening en verantwoording blijkt dat zij nog enig bedrag aan de man is verschuldigd: de vrouw te veroordelen tot voldoening daarvan aan de man;
  • de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen vast te stellen, conform het voorstel van de man,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring met voorraad en compensatie van de proceskosten.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man, welk verweer hierna
– voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Partneralimentatie
Op de zitting hebben beide partijen – onder voorbehoud van alle rechten – hun verzoeken tot het vaststellen van een partneralimentatie ingetrokken. Gelet hierop hoeft de rechtbank op die verzoeken niet meer te beslissen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, met inbegrip van de inboedel, aan haar toe te kennen, als onweersproken toewijzen.
Afwikkeling huwelijksvermogen
Geldigheid huwelijkse voorwaarden
De man stelt dat de gewijzigde huwelijkse voorwaarden vernietigd moeten worden. Volgens de man is primair sprake van misbruik van omstandigheden aan de zijde van de vrouw, dan wel dwaling. Subsidiair stelt de man zich op het standpunt dat de gewijzigde huwelijkse voorwaarden niet redelijk en billijk zijn. Als onderbouwing daartoe stelt de man het volgende. In 2015 hadden partijen huwelijkse problemen en wilden zij van elkaar scheiden. Partijen hebben aan die wens geen uitvoering gegeven, omdat de man voor zijn verzorging afhankelijk was van de vrouw. In 2017 heeft de vrouw, samen met haar zoon uit haar eerdere huwelijk, druk op de man uitgeoefend en getracht hem ertoe te bewegen om in een verzorgingstehuis te gaan wonen. De man wilde dit niet. De vrouw heeft in datzelfde jaar bij de man aangedrongen op wijziging van de huwelijkse voorwaarden, in die zin dat partijen een algehele gemeenschap van goederen met elkaar zouden overeenkomen. Na twee afspraken bij de notaris heeft de man “bij het kruisje” getekend. De man vertrouwde de vrouw volledig en dacht dat partijen bij het einde van het huwelijk met elkaar zouden afrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Achteraf bleek echter dat alleen het vermogen van de man zou worden verrekend. De man acht dit niet redelijk en billijk, omdat hij in de periode van 1997 tot 2000 in totaal € 2.372.292,- netto aan erfenissen en schenkingen onder uitsluiting heeft gekregen en deze erfenissen en schenkingen door de nieuwe huwelijkse voorwaarden wel in de verrekening vallen en het vermogen van de vrouw niet. Ook merkt de man op dat de notaris de gewijzigde huwelijkse voorwaarden niet volledig aan hem heeft voorgelezen en niet onder vier ogen met de man heeft gesproken. Gelet op de onevenredige verdeling had de notaris, gezien diens zorgplicht, hier wel toe over moeten gaan. Dit geldt, aldus de man, temeer nu bij hem in 2011 de ziekte van Parkinson is vastgesteld. Op 2 oktober 2019 is de man onderzocht en is geconcludeerd dat de man op cognitief gebied achteruit is gegaan en dat er sprake is van een begin van de ziekte van Alzheimer. Volgens de man was dit in 2017 al aan hem te merken en had de notaris dit op moeten merken. De man heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat wegens de genoemde omstandigheden van het geval de uit artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). voortvloeiende bewijslast omgekeerd moet worden en dat de stellingen van de man voorshands bewezen moeten worden geacht.
De vrouw betwist de stellingen van de man. Partijen hebben tijdens hun huwelijk gezamenlijk diverse onroerende zaken aangekocht en in eigendom verkregen; zij wilden samen vermogen opbouwen. De onroerende zaken zijn gefinancierd middels hypotheken, geleend geld van de familie van de vrouw en uit de verkoopopbrengst van andere onroerende zaken, alsmede inkomsten uit verhuur. Partijen vonden het belangrijk dat de huwelijkse voorwaarden in overeenstemming zouden zijn met hun vermogenspositie en wilden dat een en ander goed geregeld zou zijn in het geval één van hen zou komen te overlijden, mede om problemen met erfgenamen te voorkomen. In 2001 en 2003 hebben partijen hierover al gesprekken gevoerd met een notaris. De man heeft in 2015 uiteindelijk voorgesteld om de huwelijkse voorwaarden te wijzigen. Dit was niet op initiatief van de vrouw. Partijen hebben toen met meerdere notarissen gesproken over de vorm en inhoud van de huwelijkse voorwaarden. In 2017 hebben partijen hun voornemen tot het maken van huwelijkse voorwaarden uiteindelijk uitgevoerd. Zij hebben daartoe meerdere gesprekken met de notaris gevoerd. De man heeft ook per mail contact gehad met deze notaris en heeft ook aantekeningen gemaakt bij de door de notaris opgestelde concepten van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft de man nimmer voorgehouden dat zij een algehele gemeenschap van goederen met elkaar overeen zouden komen.
Ten aanzien van de lichamelijke en psychische klachten van de man merkt de vrouw op dat deze in die tijd zeer beperkt waren. De man was en is niet afhankelijk van (de zorg van) de vrouw. Dit blijkt alleen al uit het feit dat de vrouw meerdere keren per jaar een aantal weken in Taiwan verbleef en de man alleen in de echtelijke woning achterbleef. Daarnaast was de man nog zeer actief. Zo was hij lid van de Raad van Commissarissen van [bedrijfsnaam] , doceerde hij nog regelmatig aan de [Uni met plaatsnaam] begeleidde hij een proefschrift, publiceerde hij een boek en ontwikkelde hij een innovatie voor roeiboten. Daarbij was de man continu betrokken bij het beheer van het gezamenlijk vermogen van partijen, waaronder het contact met huurders, verbouwingen en onderhoud. De vrouw stelt zich op het standpunt dat er geen grondslag is voor de omkering van de bewijslast, nu sprake is van een notariële akte.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de man geopperd, de bewijslast zoals genoemd in artikel 150 Rv om te draaien en de stellingen van de man voorshands bewezen te achten. De gewijzigde huwelijkse voorwaarden betreffen een notariële akte die dwingende bewijskracht kennen op grond van artikel 157 Rv. Het is aan de man om zijn stellingen te onderbouwen en, na een gemotiveerde betwisting, te bewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de man, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw, zijn stelling dat de gewijzigde huwelijkse voorwaarden zouden moeten worden vernietigd, omdat sprake is van misbruik van omstandigheden of dwaling, dan wel omdat deze niet redelijk en billijk zouden zijn, onvoldoende heeft onderbouwd. Op de zitting heeft de man aangegeven dat daarvan voornamelijk sprake zou zijn, omdat de vrouw en de notaris hem verkeerd hebben voorgelicht. De man zou de gewijzigde huwelijkse voorwaarden blind hebben getekend zonder op de hoogte te zijn van de inhoud daarvan en de daarbij behorende consequenties. Uit de overgelegde stukken is echter gebleken dat partijen voorafgaand aan het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden door drie verschillende notarissen zijn voorgelicht, die aan strikte beroepsregels zijn gebonden. Niet gebleken is dat de notaris (of de vrouw) de man iets anders heeft voorgehouden, of dat de man vanwege zijn medische toestand in die periode niet in staat was om de gevolgen van het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden te overzien. Uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat de wijziging van de huwelijkse voorwaarden een weloverwogen proces is geweest met voldoende bedenktijd en waarbij partijen zijn voorzien van onafhankelijk advies van meerdere notarissen.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de verzoeken van de man, tot vernietiging van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden, dan wel het niet toepassen van de huwelijkse voorwaarden omdat deze strijdig zijn met de redelijkheid en billijkheid, worden afgewezen. De rechtbank zal in het hiernavolgende overgaan tot bespreking van de verzoeken van partijen in het kader van de afwikkeling van deze huwelijkse voorwaarden.
Rekening en verantwoording afleggen door de vrouw
De rechtbank zal het verzoek van de man, om de vrouw te verplichten om rekening en verantwoording aan de man af te leggen, afwijzen. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de volledige administratie van partijen bestaat uit 150 verschillende ordners. Vast staat dat de man die ordners bij zijn vertrek uit de echtelijke woning in 2020 heeft meegenomen en daarvan (digitale) kopieën heeft gemaakt, zodat hij de volledige administratie reeds in zijn bezit heeft. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet van de vrouw worden verwacht dat zij over de periode van 1995 tot heden rekening en verantwoording aan de man dient af te leggen, nu de man over dezelfde informatie beschikt als de vrouw. Dat het zeer omvangrijke informatie betreft, doet daar niet aan af. Bovendien heeft de vrouw gesteld dat partijen de administratie tijdens het huwelijk samen deden, hetzij dat ieder daarin een eigen taak had. Met betrekking tot de door de man in punt 97 van het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, gestelde vragen, is de rechtbank van oordeel dat deze niet relevant zijn voor het afwikkelen van de huwelijkse voorwaarden.
Ad A. Verdeling van de eenvoudige gemeenschappen
Partijen zijn het erover eens dat zij op grond van artikel 3:166 BW de volgende eenvoudige gemeenschappen hebben, die bovendien op beider naam van partijen staan:
de (echtelijke) woning aan de [adres echtelijke woning] [woonplaats X] met de daarop rustende hypothecaire lening bij de Rabobank;
de woning aan de [adres 2] , [plaatsnaam 2] ;
de woning aan de [adres 3] [plaatsnaam 3]
e woning aan [adres 4] , [plaatsnaam 4] .
Peildatum
De registergoederen genoemd onder punt a, b en c zijn opgenomen in artikel 7 van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden bij het beperkt verrekenbeding bij overlijden/echtscheiding. De rechtbank constateert dat in de huwelijkse voorwaarden twee verschillende peildata staan opgenomen. Onderaan het kopje ‘
beperkte verrekening’van artikel 7 van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden staat dat de waarde van de registergoederen en de schulden per de datum van echtscheiding zullen worden verrekend. Onder het kopje
‘datum afrekening’staat echter genoemd dat de afrekening geschiedt naar de toestand en waarde in het economisch verkeer op de datum als bedoeld in artikel 1:142 BW. Lid 1 onder b van dat artikel bepaalt dat als tijdstip waarop de samenstelling en omvang van het te verrekenen vermogen worden bepaald, geldt in geval van beëindiging door het huwelijk door echtscheiding: het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding.
De huwelijkse voorwaarden bevatten dan ook een discrepantie en partijen hebben ieder een ander standpunt ten aanzien van de peildatum ingenomen. Voor de waardering van de eenvoudige gemeenschappen zal de rechtbank daarom voor alle panden aansluiten bij de wettelijke peildatum, te weten de datum van de feitelijke verdeling.
Ad a), b), c), en d). De echtelijke woning en de woningen in [plaatsnaam 5] en [plaatsnaam 6]
Privévermogen van de man traceerbaar aanwezig?
De man stelt dat alle vier de woningen (volledig) met zijn privévermogen zijn gefinancierd. Deze woningen zijn, aldus de man, bekostigd met schenkingen en erfenissen, die hij van zijn inmiddels overleden ouders onder uitsluitingsclausule heeft ontvangen. De ontvangen gelden zijn op de gezamenlijke bankrekening van partijen gestort, van welke bankrekening de woningen zijn aangeschaft.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is om de (over)waarde van de woningen anders dan bij helfte te delen. De vrouw heeft aangevoerd dat de onroerende zaken werden gefinancierd middels hypotheken, geleend geld van de familie van de vrouw, de verkoopopbrengst van andere onroerende zaken en uit inkomsten uit verhuur en dus niet met de gelden die de man uit schenkingen of erfenissen heeft verkregen. Daarbij komt dat de door de man ontvangen erfenis van zijn vader veel lager is dan de man stelt. De man heeft onder meer aandelen geërfd, waarvan de waarde, voor overdracht van de aandelen aan de man, aanzienlijk is gedaald. Ook heeft de man successiebelasting moeten betalen en heeft er verrekening plaatsgevonden met de leningen die de man bij zijn vader had. Op de zitting heeft de vrouw gemeld dat de erfenis van de vader van de man ook deels is opgegaan aan het levensonderhoud van partijen en niet is geïnvesteerd in de woningen. Volgens de vrouw is het niet meer vast te stellen wie welk bedrag heeft geïnvesteerd in de woningen en wie welk bedrag heeft afgelost, hetgeen onder meer aanleiding was om de huwelijkse voorwaarden in 2017 te wijzigen, want partijen wilden onduidelijkheden en conflicten over de nalatenschap tussen de erfgenamen uitdrukkelijk voorkomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de huwelijkse voorwaarden blijkt van een totale vermogensscheiding met uitzondering van een aantal, expliciet benoemde, registergoederen. Blijkens artikel 3 zijn partijen expliciet een vergoedingsrecht met elkaar overeengekomen. Reeds om die reden is het niet relevant of de man de schenkingen of de erfenissen wel of niet met een uitsluitingsclausule heeft verkregen. De man zal echter, nu partijen het erover eens zijn dat – in ieder geval een deel van – de erfenis is gestort op een bankrekening op beider naam van partijen moeten aantonen in hoeverre dit vermogen op de peildatum nog traceerbaar aanwezig is. De man heeft dit nagelaten. Zo heeft de man allereerst nagelaten om aan te tonen welke bedragen hij exact aan schenkingen en erfenissen heeft ontvangen. De man heeft wel een verklaring van een financieel adviseur overgelegd, maar deze merkt ook op dat veel informatie mist en hij slechts bedragen kan herleiden op grond van de hem beschikbare stukken. Daar komt bij dat de man op de zitting heeft gesteld dat hij een hoger bedrag aan erfbelasting heeft moeten betalen en is gebleken dat een deel van de erfenis uit aandelen bestond, waarvan niet bekend is wat de waarde daarvan was. De man heeft daarnaast nagelaten om bankafschriften over te leggen waaruit blijkt op welke bankrekening de schenkingen en erfenissen zijn gestort en wat er vervolgens met de gelden is gebeurd. Ook het verloop van de bankrekening ontbreekt. Nu deze informatie ontbreekt en de man dan ook niet heeft aangetoond dat de schenkingen en/of erfenissen – deels – zijn gebruikt voor de aanschaf of verbouwing van de panden, zoals door de man wordt gesteld, kan de rechtbank dan ook niet vaststellen dat dit vermogen van de man op de peildatum nog traceerbaar aanwezig is en dat dit privévermogen van de man betreft. De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen. In het navolgende zal de rechtbank ten aanzien van de verdeling c.q. verrekening van de woningen dan ook bepalen dat de (over)waarde daarvan bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld c.q. verrekend.
Verdeling en verrekening
Beide partijen willen de vier voormelde woningen toegedeeld krijgen.
De rechtbank zal de echtelijke woning aan de [adres echtelijke woning] te [woonplaats X] , toedelen aan de vrouw, nu zij daar wil blijven wonen en de man de woning al in 2020 heeft verlaten en elders woonachtig is. De rechtbank zal eveneens de woningen aan de [adres 3] en [adres 4] aan de vrouw toedelen. Eén en ander steeds onder de voorwaarde dat de vrouw de financiering daarvan rond krijgt, zoals hieronder nader wordt uitgewerkt. De woning aan de [adres 2] zal de rechtbank aan de man toedelen onder dezelfde voorwaarden van financiering. Partijen zullen over en weer de helft van de (over)waarde van de desbetreffende woning(en) aan de ander moeten voldoen. Rekening houdend met de door partijen overgelegde WOZ-waardes van de woningen in 2020 en de nog openstaande hypotheekschuld ten aanzien van de echtelijke woning acht de rechtbank voorgaande verhouding in de verdeling redelijk. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat de man ook nog de woning aan de [adres 1] in eigendom heeft, waarvan hij – zoals uit het navolgende zal blijken ten aanzien van het te verrekenen vermogen – eveneens de helft van de (over)waarde aan de vrouw zal moeten betalen uit hoofde van de verrekening op grond van de huwelijkse voorwaarden.
Partijen zijn het niet eens over de waardes van de woningen. De rechtbank zal daarom gelasten dat deze dienen te worden getaxeerd. De rechtbank zal daartoe een zogenaamd ‘spoorboekje’ opstellen. De vrouw dient binnen twee weken na de datum van deze beschikking drie erkende makelaars voor te stellen aan de man, waaruit de man binnen twee weken een makelaar zal kiezen die de taxaties van alle woningen zal uitvoeren, inclusief de voormalige echtelijke woning. Partijen dienen vervolgens binnen twee weken opdracht tot taxatie te geven. De kosten van de taxaties zullen door partijen gezamenlijk worden gedragen. Partijen zijn het erover eens dat de woningen aan de [adres 2] , de [adres 3] en [adres 4] in verhuurde staat dienen te worden getaxeerd, nu deze op dit moment worden verhuurd. De taxatie van de voormalig echtelijke woning aan de [adres echtelijke woning] te [woonplaats X] dient te geschieden naar de waarde in het economisch verkeer, omdat de vrouw woonachtig is in de woning. Nadat de taxaties hebben plaatsgevonden dient iedere partij vervolgens voor de aan hem of haar toegedeelde woning(en) te onderzoeken of hij of zij deze tegen de getaxeerde kan/kunnen overnemen. De rechtbank zal partijen daartoe een termijn bieden van drie maanden nadat de taxaties zijn verricht. Op de echtelijke woning rust nog een hypothecaire geldlening, zodat de rechtbank ten aanzien daarvan overweegt dat als de vrouw de echtelijke woning kan overnemen en de bank bereid is de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening te ontslaan, het aandeel van de man in de eigendom van de woning aan de vrouw dient te worden overgedragen, waarbij de vrouw aan de man de helft van de overwaarde dient te voldoen. Voor de andere woningen geldt dat de partij aan wie de woning wordt toegedeeld, de helft van de getaxeerde waarde aan de andere partij dient te voldoen. De kosten in verband met de taxaties en toedeling dienen door partijen bij helfte te worden gedragen.
Indien een partij er niet in slaagt om toedeling van een woning aan hem of haar te financieren, dan krijgt eerst de andere partij de mogelijkheid om aan te tonen of deze de woning kan financieren en indien dat het geval is, zal de andere partij de woning mogen overnemen. Indien ook deze partij niet in staat is om de woning over te nemen zal die woning door partijen te koop worden aangeboden via de makelaar die voormelde taxaties heeft verricht. De aanwijzingen van deze makelaar zullen voor partijen leidend zijn voor het bepalen van de vraag- en laatprijs van die woning. De bij verkoop gerealiseerde overwaarde (te weten de verkoopopbrengst minus de verkoopkosten en de eventuele hypothecaire lening) zal ieder van partijen bij helfte toekomen.
Ad B. Afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden
De rechtbank merkt allereerst op dat partijen afspraken over de wijze van verrekening hebben gemaakt in de gewijzigde huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft gevraagd om de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen en de man heeft daarop verweer gevoerd. In de processtukken zijn partijen slechts op een aantal vermogensbestanddelen ingegaan en hebben zij diverse in artikel 7 van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden opgenomen goederen en schulden onbesproken gelaten en de rechtbank daarover niet nader geïnformeerd. De rechtbank zal hieronder dan ook enkel ingaan op de door partijen genoemde goederen en schulden.
De inboedel
In artikel 2 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden (van 13 juli 1995) zijn partijen het volgende overeengekomen:
“Indien over andere goederen dan hiervoor sub 1 en 2 bedoeld een geschil bestaat aan wie deze toebehoren en niet vastgesteld of bewezen kan worden aan wie van beiden deze toebehoren, worden deze goederen geacht toe te behoren aan ieder van de echtgenoten voor een gelijk deel en vormen zij een gemeenschap als bedoeld in artikel 166 Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek”
De man heeft gesteld dat de inboedel is aangeschaft met zijn privévermogen. De vrouw heeft dit betwist. Nu de man heeft nagelaten om bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat de inboedelgoederen daadwerkelijk met privévermogen van zijn zijde bekostigd zijn, is de inboedel een gemeenschap als bedoeld in artikel 3:166 BW.
De vrouw heeft als productie 34 een lijst overgelegd van goederen die de man bij zijn vertrek uit de echtelijke woning zou hebben meegenomen. De man heeft ter zitting aangegeven dat hij akkoord is om de inboedel bij helfte te verdelen. Nu de vrouw daartegen geen verweer heeft gevoerd zal de rechtbank gelasten dat partijen de inboedel in onderling overleg bij helfte dienen te verdelen.
Woning aan de [adres 1] te [woonplaats Y]
Peildatum
In de verrekening op grond van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden valt het pand op naam van de man aan de [adres 1] , [woonplaats Y] Ook dit registergoed is opgenomen in artikel 7 van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden bij het beperkt verrekenbeding bij overlijden/echtscheiding. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen staan in de huwelijkse voorwaarden twee verschillende peildata opgenomen. De rechtbank zal dan ook bij de verrekening van de waarde van deze woning aansluiten bij de wettelijke peildatum, te weten de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, 20 oktober 2020.
Blijkens de gewijzigde huwelijkse voorwaarden dient de man de helft van de (over)waarde van die woning aan de vrouw te voldoen. Evenals bij de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen zal de rechtbank gelasten dat de woning onder dezelfde voorwaarden zoals reeds genoemd en door dezelfde taxateur dient te worden getaxeerd, waarbij bij deze woning het uitgangspunt is dat dat dient te geschieden naar de waarde in het economisch verkeer, omdat de man woonachtig is in de woning, en dat de man de helft van de (over)waarde aan de vrouw dient te voldoen, te weten de taxatiewaarde minus de eventuele hypothecaire lening(en).
De bankrekeningen op beider naam
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat partijen nog een aantal bankrekeningen op beider naam hebben, in ieder geval met de rekeningnummers [nr. 1] , [nr. 2] en [nr. 3] . Op de zitting is gebleken dat op één of meerdere van deze rekeningen de huuropbrengsten van de verhuurde woningen worden gestort. Nu deze bankrekeningen geen eenvoudige gemeenschappen betreffen en ook niet behoren tot het te verrekenen vermogen in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, en partijen voorts niet hebben gesteld wie welk deel van de saldi toekomt, kan de rechtbank niet vaststellen welk deel van de saldi welke partij toekomt. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen – in het licht van de verdeling van de woningen – in onderling overleg zorg zullen dragen voor de verdere afwikkeling van de gezamenlijke bankrekeningen en zal dit ook gelasten.
Vergoedingsvordering van de vrouw op de man van € 50.000,-
De man heeft op de zitting erkend dat hij voor de peildatum een bedrag van € 100.000,- van de gezamenlijke kredietfaciliteit bij de Rabobank met nummer NL41RABO0162380712 heeft opgenomen, die onderdeel is van de hypothecaire lening van de echtelijke woning. De rechtbank zal bepalen dat de man de helft daarvan aan de vrouw dient te vergoeden. Daarbij merkt de rechtbank nog ten overvloede op dat dit deel van de hypothecaire schuld niet meer in aanmerking genomen moet worden bij de verdeling van de voormalige echtelijke woning, om dubbeltelling te voorkomen.
Auto’s
De vrouw verzoekt de man te veroordelen tot afgifte aan haar van de auto van het merk Mercedes B180 met kenteken [kenteken] .
De man stelt dat deze auto aan hem toebehoort, alsmede de auto van het merk Toyota die bij de vrouw in gebruik is, omdat de auto’s met zijn vermogen zijn aangeschaft.
Tussen partijen staat vast dat de auto van het merk Mercedes op naam van de man staat en de auto van het merk Toyota op naam van de vrouw. Ieder heeft de auto in gebruik die op zijn of haar naam staat. Ook hadden partijen nog een auto van het merk Suzuki in hun bezit. Op de zitting is echter gebleken dat deze inmiddels is gesloopt.
Nu de auto van het merk Mercedes op naam van de man staat, en deze auto in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden niet onder het verrekenbeding valt, kan het verzoek van de vrouw tot afgifte van de auto niet worden toegewezen. Nu er geen formeel verzoek voorligt tot verdeling of verrekening van (de waarde van) de auto’s kan de rechtbank daarover verder niet beslissen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat partijen het erover eens zijn dat de vrouw de auto van het merk Toyota blijft gebruiken.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op 28 juli 1995 te [huwelijksplaats] ;
*
bepaalt dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning te [woonplaats X] , [adres echtelijke woning] en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, onder de voorwaarde dat de vrouw deze woning op het moment van die inschrijving bewoont en aan de man uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt;
*
bepaalt ten aanzien van de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden – onder de voorwaarde van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand – het volgende:
a) de echtelijke woning en de woningen aan de [adres 3] [plaatsnaam 3]
en [adres 4] , [plaatsnaam 6] worden – na taxatie daarvan op de in het lichaam van deze beschikking vermelde wijze – tegen de getaxeerde waardes toegedeeld aan de vrouw, en de woning aan de [adres 2] , [plaatsnaam 2] onder dezelfde voorwaarden aan de man, onder de ontbindende voorwaarde dat partijen binnen drie maanden nadat de taxaties hebben plaatsgevonden over en weer aantonen dat zij in staat zijn de (financiering ten behoeve van de) volledige eigendom van de desbetreffende woningen te verkrijgen, waarbij zij de helft van de overwaarde (te weten de taxatiewaarde van de woningen minus de eventuele hypothecaire leningen) dienen te voldoen bij de overdracht van het aandeel van de ander in die woning;
b) indien een van partijen er niet binnen drie maanden na de taxatie in slaagt om aan de ander aan te tonen dat hij of zij in staat is de volledige eigendom van een woning te verkrijgen, krijgt eerst de andere partij de mogelijkheid om aan te tonen of deze de woning kan financieren en indien dat het geval is, zal de andere partij de woning mogen overnemen. Indien ook deze partij niet in staat is om de woning over te nemen zal die woning dienen te worden verkocht en geleverd aan een derde op de wijze zoals omschreven in het lichaam van deze beschikking (gezamenlijke verkoopopdracht binnen een week aan de makelaar die ook de taxatie heeft uitgevoerd, de makelaar bepaalt de vraag- en laatprijs) en dient de verkoopopbrengst, na aftrek en voldoening van de verkoopkosten en de eventuele hypothecaire lening, bij helfte tussen partijen te worden verdeeld;
gelast dat de inboedel in onderling overleg bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld;
3. bepaalt dat de man – na taxatie op de in het lichaam vermelde wijze tegen de waarde per 20 oktober 2020 – de helft van de (over)waarde van de woning aan de [adres 1] , [woonplaats Y] aan de vrouw dient te voldoen (te weten de taxatiewaarde minus de eventuele hypothecaire lening(en));
*
bepaalt dat de man aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 50.000,- ter zake de vergoedingsvordering van de vrouw met betrekking tot het door de man opgenomen bedrag van de gezamenlijke kredietfaciliteit bij de Rabobank;
*
wijst af de vordering van de vrouw tot afgifte van de auto van het merk Mercedes;
*
verklaart deze beschikking – tot zover en met uitzondering van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, C.W. de Wit en T.M. Coppes, rechters, bijgestaan door mr. L.C. Vos als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
16 mei 2022.