ECLI:NL:RBDHA:2022:7385

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
NL21.12569
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning voor studie wegens afmelding bij onderwijsinstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres voor studie. Eiseres had vanaf 15 augustus 2019 een verblijfsvergunning voor haar studie aan de Hogeschool, maar is na haar eerste studiejaar gestopt met de studie. De Hogeschool heeft haar met ingang van 31 augustus 2020 afgemeld, waarna verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de verblijfsvergunning heeft ingetrokken. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 31 augustus 2020 niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de vergunning, omdat zij was afgemeld door de Hogeschool. Eiseres betoogde dat verweerder een belangenafweging had moeten maken en dat er bijzondere omstandigheden waren die de intrekking onevenredig maakten. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de vergunning in te trekken, en dat het bestreden besluit voldoende was gemotiveerd. De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht niet was geschonden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12569

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van de Wiel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken.
Bij besluit van 8 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren, met voorafgaand bericht, niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres had vanaf 15 augustus 2019 een verblijfsvergunning (hierna: de vergunning) voor haar studie aan de Hogeschool [naam school] (hierna: de Hogeschool). Omdat eiseres na haar eerste studiejaar is gestopt met de studie, heeft de Hogeschool haar met ingang van 31 augustus 2020 afgemeld. Verweerder heeft de vergunning van eiseres daarom vanaf 31 augustus 2020 ingetrokken. Zij is inmiddels aan een studie bij de [schoolinstituut] (hierna: [schoolinstituut] ) begonnen, maar dit is volgens verweerder geen reden om van de intrekking af te zien. De [schoolinstituut] is namelijk geen erkend referent.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres erkent dat de [schoolinstituut] (nog) niet optreedt als erkend referent. Volgens haar mag verweerder echter niet automatisch tot intrekking overgaan, alleen omdat zij is afgemeld door de Hogeschool. Eiseres betoogt dat verweerder namelijk eerst een belangenafweging moet maken en dat in haar geval sprake is van bijzondere omstandigheden die intrekking onevenredig maakt [1] . In dat kader wijst eiseres erop dat zij nog steeds in Nederland verblijft met als doel om te studeren. Zij was er niet van op de hoogte dat de [schoolinstituut] geen erkend referent was toen zij zich inschreef voor de nieuwe studie. Toen zij hier voor het eerst achter kwam, heeft zij meteen contact opgenomen met de [schoolinstituut] . Uit dat contact bleek dat de [schoolinstituut] bezig is om als referent erkend te worden. De verwachting was dat dit snel zou zijn geregeld, maar het proces duurt een stuk langer. Zij heeft zich altijd als goede student gedragen, met succes gestudeerd en was niet op de hoogte van de problemen van de [schoolinstituut] om als erkend referent aangemerkt te worden. Eiseres mocht ervan uitgaan dat de [schoolinstituut] als erkend referent optreedt. Tot slot betoogt eiseres dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Partijen zijn het erover eens dat eiseres vanaf 31 augustus 2020 niet meer voldoet aan de voorwaarden voor de vergunning met als doel ‘studie’, omdat zij is gestopt met de studie aan de Hogeschool. De bevoegdheid van verweerder om de verblijfsvergunning in te trekken staat dan ook niet ter discussie in deze zaak.
3.1
Wel is in geschil tussen partijen of verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de vergunning in te trekken. Uit de wet [2] volgt dat verweerder de vergunning in kan trekken als niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend. Dit kan in ieder geval als de vreemdeling niet meer studeert aan een krachtens artikel 2c van de Wet als referent erkende onderwijsinstelling. In het beleid [3] is neergelegd dat de vergunning in een dergelijk geval wordt ingetrokken. De rechtbank vindt het uitgangspunt dat een vergunning wordt ingetrokken als niet langer wordt voldaan aan de beperking, in alle opzichten redelijk. Dat neemt niet weg dat verweerder een belangenafweging moet maken.
3.2
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft volstaan met de constatering dat eiseres is afgemeld door de Hogeschool. Verweerder is ook ingegaan op de omstandigheid dat eiseres staat ingeschreven bij de [schoolinstituut] , op de stelling dat zij niet wist dat de [schoolinstituut] (nog) geen erkend referent was en op de stelling dat de [schoolinstituut] bezig is om erkend referent te worden. Verweerder heeft van belang mogen achten dat het de verantwoordelijkheid van de student is om zelf na te gaan of een onderwijsinstelling als erkend referent optreedt. Dat eiseres niet op de hoogte was van het feit dat de [schoolinstituut] geen erkend referent is, leidt dus niet tot een ander oordeel. Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat de IBHS niet met terugwerkende kracht als erkend referent kan optreden en dat eiseres later een aanvraag kan indienen als de IBHS daadwerkelijk erkend referent is. In hetgeen eiseres voor het overige heeft aangevoerd ziet de rechtbank ook geen bijzondere omstandigheden die voor verweerder aanleiding hadden moeten vormen om van zijn beleid af te wijken en van de intrekking af te zien. De rechtbank begrijpt dat het bestreden besluit vervelende gevolgen heeft voor eiseres, maar dit is onvoldoende om in deze zaak tot een voor haar gunstige uitkomst te komen.
Hoorplicht
3.3
Verweerder heeft de hoorplicht niet geschonden. Verweerder mag van het horen in bezwaar afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit [4] . Gelet op de motivering van het primaire besluit en de inhoud van het bezwaar is aan deze maatstaf voldaan.
Wat is de conclusie?
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de vergunning van eiseres op goede gronden heeft ingetrokken en dat het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd. Alleen in uitzonderlijke gevallen dient een intrekking achterwege te blijven, maar daarvan is de rechtbank niet gebleken. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 18 van de Vw 2000 en artikel 3.91b van het Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Zie paragraaf B1/6.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.