ECLI:NL:RBDHA:2022:7386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
NL21.12570
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die in beroep was gegaan tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het primaire besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning dateert van 11 januari 2021, waarna het bezwaar van verzoekster op 8 juli 2021 ongegrond werd verklaard. Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12570

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van de Wiel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van verzoekster ingetrokken.
Bij besluit van 8 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van vandaag [1] heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL21.12569.