ECLI:NL:RBDHA:2022:7389
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- S.J. Hoekstra - van Vliet
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering slachtoffer in strafzaak om hoger beroep in te trekken
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, die als slachtoffer in een strafzaak optreedt, en de Staat der Nederlanden. De eiseres vorderde dat de Staat zou worden verboden om het hoger beroep in de strafzaak in te trekken en dat de Staat zou worden verplicht om grieven in te dienen in dat hoger beroep. De eiseres stelde dat haar spreekrecht als slachtoffer was geschonden en dat er procedurele fouten waren gemaakt in de strafprocedure tegen haar buurman, die was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiseres afgewezen, omdat de beslissing van het Openbaar Ministerie (OM) om het hoger beroep in te trekken niet onnavolgbaar of onbegrijpelijk was gemotiveerd. De voorzieningenrechter benadrukte dat het OM een grote mate van beleidsvrijheid heeft bij het beslissen over het instellen of intrekken van hoger beroep. De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwegingen van het OM, die waren gebaseerd op relevante feiten en omstandigheden, niet redengevend waren voor het instellen van hoger beroep. De eiseres had geen onbeperkt spreekrecht gekregen, maar dit was niet voldoende reden om het hoger beroep te handhaven. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eiseres af en bepaalde dat iedere partij de eigen kosten draagt.