ECLI:NL:RBDHA:2022:7408

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
NL22.4966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging en verlenging van verblijfsvergunningen in het kader van artikel 8 EVRM

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, hebben verzoekers, [Naam 1] en [Naam 2], een verzoek ingediend tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de afwijzing van hun aanvragen voor wijziging en verlenging van hun verblijfsvergunningen. De primaire besluiten, genomen op 26 augustus 2021, hebben geleid tot een bezwaar dat door de staatssecretaris op 23 februari 2022 ongegrond is verklaard. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.

De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, met mr. J. de Winter als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De zaak is van belang voor de toepassing van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in het kader van verblijfsrechtelijke aanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.4966

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam 1] en [Naam 2], verzoekers

V-nummers: [Nummer 1] en [Nummer 2]
(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 26 augustus 2021 (primaire besluiten) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor het wijzigen van de beperking van haar verblijfsvergunning en de aanvraag van verzoeker voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning afgewezen.
In het besluit van 23 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de
Awb [1] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, nu
bij uitspraak van vandaag is beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige
voorziening betrekking heeft. Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt daarom
afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt middels geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.