ECLI:NL:RBDHA:2022:744
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot oplegging van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeisers, waaronder de ING Bank N.V. en WestlandUtrecht Bank. [verzoeker] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 437.688,64 aan twaalf schuldeisers. Hij heeft een voorstel gedaan voor een schuldregeling, waarbij hij een deel van de vorderingen zou voldoen en het resterende deel zou laten kwijtschelden. Echter, de ING Bank, de WUB en [verweerster] hebben geweigerd in te stemmen met dit voorstel. De rechtbank heeft het verzoek tot oplegging van een dwangakkoord afgewezen, omdat de schuldeisers met circa 99% van de totale schuldenlast niet onredelijk hebben geweigerd om in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd, maar dat de belangenafweging niet in het voordeel van [verzoeker] uitviel. De rechtbank concludeert dat het niet onredelijk is dat de schuldeisers hun vorderingen volledig willen behouden, en dat de persoonlijke belangen van [verzoeker] niet voldoende zijn om hen te dwingen afstand te doen van hun vorderingen. Het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) zal in een apart vonnis worden behandeld.