ECLI:NL:RBDHA:2022:7455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
09-767189-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met dwang door feitelijkheden en misbruik van dronkenschap

Op 22 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 juni 2018 in Alphen aan den Rijn, waar de verdachte de toen 17-jarige [slachtoffer] heeft verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl het slachtoffer onder invloed van alcohol was, de kamer binnenkwam en haar tegen haar wil seksueel binnendrong. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties, en deze werden ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-materiaal dat overeenkwam met de verdachte. De verdachte heeft aanvankelijk ontkend, maar zijn verklaringen waren inconsistent en in strijd met die van getuigen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer en dat hij haar heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en het tijdsverloop in de procedure. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat heeft geleid tot een korting op de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767189-19
Datum uitspraak: 22 juli 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.A. Nooijen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 juni 2018 te Alphen aan den Rijn door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds de kamer in te komen en/of (vervolgens) zijn broek en/of onderbroek uit te trekken en/of haar hoofd met zijn, verdachtes beide handen, vast te pakken en/of (vervolgens) (dwingend) haar hoofd naar zijn penis te duwen/brengen en/of het duwen van zijn penis in haar mond en/of (vervolgens) het met zijn beide handen heen en weer bewegen
van haar hoofd en/of het met zijn, verdachtes, lichaam over haar lichaam heen hangen/liggen (terwijl zij in een stoel lag) en/of (daarbij) (telkens) te negeren dat [slachtoffer] "nee, nee" zei en/of (telkens) te negeren dat zij dermate onder invloed van alcohol was dat zij beperkt was in haar vermogen om weerstand te bieden aan zijn, verdachtes, handelingen,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten het betasten van de billen en/of borsten en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] en/of het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van [slachtoffer] .

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover van belang – hierna ingaan.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1
Inleiding
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij in de nacht van 31 mei op 1 juni 2018 de toen 17-jarige [slachtoffer] heeft verkracht. Dit zou hebben plaatsgevonden in een woning in Alphen aan den Rijn waar zij beiden waren beland na een uitgaansavond. [slachtoffer] heeft daarover bij de politie een aantal verklaringen afgelegd. De verdachte heeft aanvankelijk bij de politie ontkend dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer] , maar uiteindelijk op de zitting verklaard dat hij met wederzijdse instemming seks met haar heeft gehad.
De rechtbank ziet zich dus gesteld voor de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht. Bij de beantwoording van die vraag neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Daarom moet sprake zijn van bijkomend bewijs dat aan die verklaring voldoende steun biedt. Daarvoor is niet vereist dat ieder onderdeel van de bewezenverklaring met bijkomend bewijs wordt ondersteund. Zo is in het geval van verkrachting niet vereist dat de dwang en/of feitelijkheden waarover de getuige verklaart steun vinden in ander bewijsmateriaal. Wanneer de verklaring van de getuige op bepaalde, andere punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal kan dat afdoende zijn, mits tussen die verklaring en dat andere bewijsmateriaal niet een te ver verwijderd verband bestaat.
De rechtbank zal hierna eerst de door haar te gebruiken bewijsmiddelen uiteenzetten. Daarna zal de rechtbank ingaan op de door de verdachte afgelegde verklaringen. Vervolgens zal zij een oordeel geven over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en de vraag of die verklaringen voldoende worden ondersteund door ander bewijs. Tot slot zal de rechtbank ingaan op de vraag of sprake was van dwang.
3.3.2
De bewijsmiddelen
De verklaring van [slachtoffer]
(voluit [slachtoffer] geheten) heeft bij de politie verklaard dat zij in de nacht van 1 juni 2018 met een vriendin genaamd [naam 1] bij een examenfeest was in Bar Amsterdam in Alphen aan den Rijn. [2] Rond 4.15 uur ging zij met [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) naar de woning van [naam 2] in Alphen aan den Rijn. [slachtoffer] was op dat moment erg dronken. [3] Haar ogen hingen en ze waggelde als ze liep. [4]
[naam 1] en [naam 2] gingen naar boven en [slachtoffer] bleef beneden achter met [naam 3] en [verdachte] . Op een gegeven moment nam [naam 3] haar mee naar de achterkamer, waar zij op een stoel tegen haar wil seks met hem had. Terwijl [naam 3] met haar bezig was, kwam [verdachte] de kamer in gelopen. Ze had hem niet binnen zien komen, maar ineens stond hij daar. [5] Toen [naam 3] klaar was, ging ze op de grond liggen. Ze probeerde op de grond haar broek aan te doen, maar [verdachte] zette haar opnieuw in de stoel. [verdachte] deed ook zijn broek en onderbroek uit. Hij pakte haar hoofd van achteren en bracht haar hoofd naar zijn lul toe. Hij hield haar achterhoofd met twee handen vast. Ze riep: “Nee, nee, nee” maar het lukte hem zijn lul in haar mond te krijgen. Hij ging heen en weer met haar hoofd. Omdat zij hem met haar handen naar achteren duwde, stopte hij. [6] Terwijl zij vervolgens onderuitgezakt in de stoel lag, leunde [verdachte] over haar heen. Hij droeg geen condoom. Hij duwde zijn lul in haar vagina en neukte haar. [7] [verdachte] was sterk; hij hield haar stevig vast bij haar armen en benen. [8]
Nadat [slachtoffer] haar kleding had aangetrokken, liep ze huilend terug naar de woonkamer, waar zij [naam 1] zag. Ze zei direct tegen [naam 1] : “Ik ben verkracht”. [9]
Waarnemingen van getuigen direct na het incident
[naam 1] heeft bij de politie verklaard dat zij naar beneden ging en [slachtoffer] rond 5.00 uur in de woonkamer aantrof. [slachtoffer] was op dat moment haar veters aan het strikken en was aangekleed. [naam 1] zag dat ze bleek was en een verwarde uitdrukking op haar gezicht had. Heel zachtjes hoorde ze [slachtoffer] zeggen: “Ik ben verkracht” of “Ze hebben me verkracht”. [slachtoffer] rende het huis uit en sloeg [naam 3] met een vlakke hand in het gezicht. [10]
[naam 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op een gegeven moment naar beneden ging en daar [naam 3] tegenkwam. Hij liep met [naam 3] naar buiten. Hij wist niet waar [verdachte] en [slachtoffer] waren. Toen hij met [naam 3] buiten was, kwam ook [verdachte] naar buiten. Even later kwam [slachtoffer] naar buiten en sloeg zij [naam 3] in zijn gezicht. Daarna liep ze huilend weg. [slachtoffer] vertelde toen dat ze aangerand of verkracht was. [11]
Waarnemingen van getuigen over de staat van dronkenschap van [slachtoffer]
[naam 2] heeft verder verklaard dat er die avond bij iedereen drank in het spel was, behalve bij [verdachte] . Iedereen was best wel lam, aldus [naam 2] . [12] [naam 1] heeft ook verklaard dat [slachtoffer] nogal aangeschoten was. Volgens haar moeten [verdachte] en [naam 3] gezien hebben dat [slachtoffer] aangeschoten was. [13] [naam 3] heeft bij de politie verklaard dat [naam 1] en [slachtoffer] volgens hem dronken waren. Hij zag [slachtoffer] wankelen en ze liep niet echt stabiel. [14]
Forensisch onderzoek
Bij [slachtoffer] zijn in de ochtend van 1 juni 2018 bemonsteringen gedaan van (onder meer) de vagina. Uit onderzoek van deze bemonsteringen door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat de bemonsteringen ZAAC9498NL#01 tot en met #5 (schaamlippen en diep vaginaal) sperma bevatten dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De matchkans van het DNA-profiel van het sperma in bemonsteringen #01, #03, #04 en #05 is kleiner dan één op één miljard. [15]
3.3.3
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft drie verklaringen afgelegd over wat in de nacht van 31 mei op 1 juni 2018 zou zijn voorgevallen. In zijn eerste verklaring bij de politie op 2 april 2019 heeft hij verklaard dat [slachtoffer] met hem begon te zoenen op de bank, waar iedereen bij was. Vervolgens is hij met haar naar een slaapkamer boven gegaan. Toen hij haar shirt uit wilde trekken, zei [slachtoffer] dat ze niet verder wilde en zijn ze gestopt. Van seksueel binnendringen was geen sprake. In zijn tweede verklaring bij de politie op 3 april 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij wel de kleding van [slachtoffer] heeft uitgetrokken. Zij heeft hem afgetrokken, hij heeft haar gevingerd en hij is klaargekomen op haar rug of billen, maar van pijpen of vaginale seks was geen sprake. Dit vond in een slaapkamer op een bovenverdieping plaats. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij beneden op de bank in slaap was gevallen, door een zoen van [slachtoffer] werd gewekt en door haar werd meegenomen naar een andere kamer op de benedenverdieping. Daar heeft zij hem gepijpt en is hij met zijn penis in haar vagina gegaan, terwijl zij in een stoel zat, en is hij – niet bewust – klaargekomen. Alle seksuele handelingen kwamen van twee kanten. Daarna hebben hij en [slachtoffer] en de anderen nog een spelletje gedaan op de bank. Bevraagd naar de reden waarom hij dit niet eerder bij de politie heeft verteld, heeft de verdachte verklaard dat zijn verklaring op een aantal punten niet klopte en hij niets meer aan die verklaring kon toevoegen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de verdachte onderling op essentiële punten verschillen en ook strijdig zijn met de verklaringen van de andere aanwezigen in het huis die nacht. Zo heeft geen van de anderen verklaard over de vermeende tongzoen tussen [slachtoffer] en de verdachte op de bank en over het spelen van een spelletje voorafgaand of na afloop van de seks tussen de verdachte en [slachtoffer] . De verdachte is bevraagd over de verschillen en strijdigheden, maar hij heeft daarvoor geen plausibele verklaring kunnen geven. De verdachte heeft daarmee bij de rechtbank de indruk gewekt dat hij zijn verklaring heeft aangepast zodat deze zou passen bij de onderzoeksbevindingen. Zo heeft hij bij de politie nog verklaard dat hij op een bovenverdieping seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer] , maar dat verhoudt zich slecht met de verklaringen van [naam 2] en [naam 1] , die boven waren – volgens de verdachte in de kamer ernaast – en de verdachte en [slachtoffer] daar niet hebben gezien of gehoord. En de aanvankelijke verklaring van de verdachte dat hij geen vaginale seks met [slachtoffer] heeft gehad, past niet bij de onderzoeksbevindingen van het NFI. Dit maakt dat de rechtbank geen waarde kan hechten aan de verklaringen van de verdachte en deze als ongeloofwaardig terzijde schuift.
3.3.4
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en het steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] wel betrouwbaar kunnen worden geacht. Ook zij heeft driemaal een verklaring afgelegd bij de politie: tijdens een zogeheten informatief gesprek op 1 juni 2018 en tijdens verhoren op 3 juli 2018 en 29 januari 2019. De rechtbank constateert dat tussen die verklaringen verschillen zitten. Zo heeft zij eerst verklaard dat zij van voren en van achteren is gepenetreerd door de verdachte, daarna dat zij alleen van voren is gepenetreerd en tot slot dat zij alleen van achteren is gepenetreerd. En in haar eerste en tweede verklaring heeft zij verklaard dat zij oraal is gepenetreerd door de verdachte, maar in haar derde verklaring heeft zij zich dat niet kunnen herinneren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit evenwel verschillen op detailniveau, die geen afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De verschillen zijn bovendien goed te verklaren door het tijdsverloop, door haar staat van dronkenschap die nacht en door het feit dat zij die nacht twee ingrijpende gebeurtenissen vlak na elkaar heeft meegemaakt (het eerst tegen haar wil seks hebben met [naam 3] en vervolgens met de verdachte). In de kern heeft [slachtoffer] consistent verklaard, namelijk dat de verdachte onverhoeds de kamer binnenkwam toen zij tegen haar wil seks had met [naam 3] , dat zij vervolgens tegen haar wil is gepenetreerd door de verdachte, dat zij hem heeft weggeduwd en dat zij ‘nee’ heeft gezegd tegen hem.
De verklaringen van [slachtoffer] vinden naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in de overige bewijsmiddelen. Dat de verdachte met zijn penis vaginaal is binnengedrongen bij [slachtoffer] vindt steun in het feit dat diep-vaginaal sperma is aangetroffen dat
matchtmet het DNA van de verdachte. Dat sprake was van onvrijwillige seks, vindt steun in de door getuigen waargenomen gedragingen en emoties van [slachtoffer] direct na afloop. [slachtoffer] was verward en verdrietig en heeft direct bij het zien van haar vriendin [naam 1] verteld dat zij was verkracht, hetgeen erop duidt dat op dat moment bij [slachtoffer] geen enkele twijfel bestond over haar instemming met de seksuele handelingen.
3.3.5
Sprake van dwang?
De rechtbank stelt op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] . De vraag is vervolgens of kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen dit te ondergaan. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte onverhoeds de kamer is binnengekomen, terwijl [slachtoffer] (tegen haar wil) seks had met zijn vriend [naam 3] . Direct nadat [naam 3] met haar klaar was en [slachtoffer] op de grond haar broek probeerde aan te trekken, heeft de verdachte haar van de grond opgetild en met haar seksuele handelingen verricht. Voor de verdachte – zeker in aanmerking genomen dat hij nuchter was – moet duidelijk zijn geweest dat [slachtoffer] dermate onder invloed van alcohol was dat zij beperkt was in haar vermogen om weerstand tegen de verdachte te bieden. Alle andere aanwezigen die nacht hebben over de verregaande staat van dronkenschap van [slachtoffer] verklaard, zodat uitgesloten kan worden dat de verdachte dit niet heeft gezien. [slachtoffer] heeft de verdachte vervolgens weggeduwd en nee gezegd, welke signalen de verdachte heeft genegeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte aldus een situatie doen ontstaan waarin [slachtoffer] zich niet aan het seksueel binnendringen kon onttrekken en zij dus gedwongen werd dit te ondergaan. Het handelen van de verdachte kan niet anders worden geduid dan erop gericht te zijn geweest [slachtoffer] daartoe te dwingen.
Namens de verdachte is een filmfragment van dertig seconden in het geding gebracht, waarop volgens hem de seks tussen hem en [slachtoffer] is vastgelegd. Volgens de verdachte is aan het gekreun te horen dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden. Onduidelijk is gebleven wie het filmpje heeft gemaakt. Op het filmpje zijn twee personen te horen, maar zijn slechts de vage contouren van één persoon te zien. Hoewel daarover bevraagd, heeft de verdachte de stelling dat hij die persoon is geenszins onderbouwd. De rechtbank kan dan ook op geen enkele wijze vaststellen wie de personen zijn die op dit filmpje te horen zijn, laat staan dat op basis daarvan enige conclusie kan worden getrokken omtrent de vraag of een van die personen al dan niet tot seks gedwongen wordt.
3.3.6
Conclusie
De rechtbank komt op basis van al het bovenstaande tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 1 juni 2018 te Alphen aan den Rijn door een feitelijkheid, te weten door onverhoeds de kamer in te komen en (vervolgens) zijn broek en onderbroek uit te trekken en haar hoofd met zijn, verdachtes beide handen, vast te pakken en (vervolgens) (dwingend) haar hoofd naar zijn penis te brengen en het duwen van zijn penis in haar mond en (vervolgens) het met zijn beide handen heen en weer bewegen van haar hoofd en het met zijn, verdachtes, lichaam over haar lichaam heen hangen/liggen (terwijl zij in een stoel lag) en (daarbij) (telkens) te negeren dat [slachtoffer] “nee, nee” zei en (telkens) te negeren dat zij dermate onder invloed van alcohol was dat zij beperkt was in haar vermogen om weerstand te bieden aan zijn, verdachtes, handelingen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en vagina van [slachtoffer] .

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft in juni 2018 het toen 17-jarige slachtoffer oraal en vaginaal verkracht. Zij bevonden zich na een uitgaansavond in een woning, waar de verdachte op grove wijze misbruik heeft gemaakt van de verregaande staat van dronkenschap van het slachtoffer, dat daardoor beperkt weerstand kon bieden aan de verdachte. Nadat de verdachte eerst had toegekeken hoe zijn vriend – tegen haar wil – seks had met het slachtoffer, heeft hij zijn kans gegrepen toen het slachtoffer halfnaakt op de grond lag en haar broek probeerde aan te trekken. Het handelen van de verdachte getuigt van een laaghartig opportunisme en een ernstig gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en seksuele autonomie van het slachtoffer. De verdachte heeft zich kennelijk slechts laten leiden door zijn eigen seksuele driften. Door geen condoom te gebruiken heeft de verdachte niet alleen de gezondheid van het slachtoffer in gevaar gebracht, maar zich kennelijk ook niet laten weerhouden door de eventualiteit van zwangerschap.
Gezien de ernst van het feit, zoals hiervoor omschreven, kan niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die doorgaans voor verkrachting worden opgelegd, zoals neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor een verkrachting zonder geweld of bedreiging met geweld geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De rechtbank weegt in deze zaak als strafverhogende factoren mee dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich bevond en dat zij minderjarig was. Dat maakt dat de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend acht.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een blanco strafblad heeft, hebben geen invloed op de strafmaat in verhogende of verlagende zin.
Een omstandigheid die wel van invloed is op de duur van de op te leggen straf is het tijdsverloop. De als redelijk te achten termijn waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg behoort te worden afgedaan is twee jaren. De rechtbank houdt als aanvangstijdstip van die termijn aan de inverzekeringstelling van de verdachte op 2 april 2019, zodat de termijn is overschreden met ruim vijftien maanden. Hoewel de verdachte hierin zelf enig aandeel heeft gehad door zonder bericht van verhindering niet te komen opdagen voor nader verhoor, is verreweg het grootste deel van het tijdsverloop te wijten aan capaciteitsproblemen bij politie, openbaar ministerie en rechtspraak. De rechtbank vindt daarin aanleiding een korting van tien procent op de op te leggen straf toe te passen, zodat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden zal worden opgelegd. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het toepasselijke wetsartikel

De op te leggen straf is gegrond op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
verkrachting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstrafvoor de duur van
27 (ZEVENENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018144325, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 232).
2.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 3 juli 2018, p. 107.
3.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 3 juli 2018, p. 108.
4.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 3 juli 2018, p. 110.
5.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 3 juli 2018, p. 111.
6.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 3 juli 2018, p. 111-112.
7.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 3 juli 2018, p. 112.
8.Het proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] , opgemaakt op 29 januari 2019, p. 137.
9.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 3 juli 2018, p. 113.
10.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 1] , opgemaakt op 1 november 2018, p. 118.
11.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 2] , opgemaakt op 20 juni 2019, p. 146.
12.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 2] , opgemaakt op 20 juni 2019, p. 147.
13.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 1] , opgemaakt op 1 november 2018, p. 117-118.
14.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [naam 3] , opgemaakt op 2 april 2019, p. 150-151.
15.Een deskundigenverslag, te weten het “rapport van onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Alphen aan den Rijn op 1 juni 2018”, van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 15 juli 2019, p. 182.