ECLI:NL:RBDHA:2022:7517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
NL21.19300
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielprocedure met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, nadat zijn asielaanvraag in de verlengde procedure was afgewezen als kennelijk ongegrond. Op 17 mei 2022 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken en aangegeven dat opnieuw op de aanvraag beslist zal worden. Verzoeker heeft vervolgens zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling behandeld zonder zitting, op grond van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter overweegt dat, aangezien de staatssecretaris gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het verzoek, het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19300

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.19299, op 18 mei 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.
Bij besluit van 17 mei 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en meegedeeld dat opnieuw op de aanvraag beslist zal worden. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat hij bereid is de proceskosten voor het beroep en verzoek gezamenlijk tot een bedrag van € 759 te vergoeden.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder (gedeeltelijk) tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759 met een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.