ECLI:NL:RBDHA:2022:7525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
NL22.11397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Peeters, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn aanvraag tot uitstel van vertrek had afgewezen. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij de bezwaarprocedure in Nederland mocht afwachten tot vier weken na de beslissing op bezwaar.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechter uitspraak kan doen zonder partijen uit te nodigen indien het verzoek kennelijk gegrond is. In dit geval had verweerder, de staatssecretaris, in een brief van 18 juli 2022 meegedeeld zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, omdat hij verzoeker zou horen in de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter besloot daarom het verzoek als kennelijk gegrond toe te wijzen en verbood de uitzetting van verzoeker tot vier weken na de beslissing op het bezwaar.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 759 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.11397
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. M.J.M. Peeters), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: D. Benschop).

Procesverloop

In het besluit van 16 juni 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die er concreet uit bestaat dat verzoeker de bezwaarprocedure in Nederland mag afwachten tot vier weken na de beslissing op bezwaar.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Bij brief van 18 juli 2022 heeft verweerder aan de rechtbank meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van de voorlopige voorziening, omdat hij verzoeker gaat horen in bezwaar. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook als kennelijk gegrond toewijzen en bepalen dat uitzetting wordt verboden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
3. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van
€ 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek toe, in die zin dat verweerder wordt verboden verzoeker uit te zetten tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.