ECLI:NL:RBDHA:2022:7525
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Peeters, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn aanvraag tot uitstel van vertrek had afgewezen. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij de bezwaarprocedure in Nederland mocht afwachten tot vier weken na de beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechter uitspraak kan doen zonder partijen uit te nodigen indien het verzoek kennelijk gegrond is. In dit geval had verweerder, de staatssecretaris, in een brief van 18 juli 2022 meegedeeld zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, omdat hij verzoeker zou horen in de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter besloot daarom het verzoek als kennelijk gegrond toe te wijzen en verbood de uitzetting van verzoeker tot vier weken na de beslissing op het bezwaar.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 759 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.