ECLI:NL:RBDHA:2022:7574

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
NL22.11261
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Het verzoeker was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het besluit op 10 juni 2022 had genomen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten totdat op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 juli 2022 behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, met de aanwezigheid van een tolk.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, nu op het beroep van verzoeker inmiddels was beslist in een andere procedure (zaaknummer NL22.11260), het connexiteitsvereiste van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht niet meer van toepassing was. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 759,-, omdat verzoeker een toevoeging had gekregen voor rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11261
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. H.C. van Asperen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. El Hajoui).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd [1] afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe stekt de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten totdat op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL22.11260, op 5 juli 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is I. Weldeselassi als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, in de procedure met zaaknummer NL22.11260, heeft de rechtbank het beroep van verzoeker gegrond verklaard.
2. Nu op het beroep van verzoeker is beslist, wordt niet langer voldaan aan het in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde connexiteitsvereiste. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
3. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). [2] Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.