ECLI:NL:RBDHA:2022:7578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
NL22.11724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van Brazilië als veilig land van herkomst in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Braziliaanse nationaliteit, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Brazilië voor hem persoonlijk niet kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn problemen in Brazilië geloofwaardig waren, maar dat hij niet kon aantonen dat hij bij terugkeer naar Brazilië een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat het inreisverbod van twee jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard voor zover het betreft het inreisverbod, en het bestreden besluit op dat punt vernietigd, terwijl het voor het overige in stand werd gelaten. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11724

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. El Hajoui).

ProcesverloopBij besluit van 16 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.11725, op 5 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is gebruikgemaakt van een telefonische tolk Spaans via Global Talk.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1976 en heeft de Braziliaanse nationaliteit. Aan zijn aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat criminelen zijn huis in Brazilië in 2015 in bezit hebben genomen en hebben verkocht door de handtekening van eiser te vervalsen. Eiser heeft hiervan aangifte gedaan. In 2018 heeft de rechter eiser wat betreft het illegaal in bezit nemen van zijn woning in het gelijk gesteld. De procedure over de verkoop van de woning en het vervalsen van de handtekening is echter nog niet afgerond. Verder heeft eiser verklaard dat hij in Brazilië drie keer met de dood is bedreigd vanwege zijn pogingen het huis terug te krijgen, namelijk in 2015 en 2018.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Verweerder heeft ook geloofwaardig gevonden dat eiser in Brazilië problemen heeft gehad vanwege het in bezit nemen van zijn huis. Volgens verweerder kan eiser echter niet worden aangemerkt als vluchteling [3] en heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Brazilië een reëel risico op ernstige schade loopt. Daartoe heeft verweerder van belang geacht dat Brazilië kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie, Brazilië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat Brazilië voor hem gelet op zijn juridische strijd niet als een veilig land van herkomst beschouwd kan worden. Op zijn aangiftes hebben de Braziliaanse autoriteiten niet adequaat gereageerd. Hoewel eiser in het gelijk is gesteld, heeft hij zijn huis niet teruggekregen. Eiser verzet zich verder tegen het opgelegde inreisverbod. Hij wijst erop dat hij van 2018 tot maart 2022 in Spanje met zijn partner en tweejarig kind heeft gewoond en dat hij hier sinds 2001 in totaal dertien jaar heeft verbleven. [4] In Spanje wonen ook twee kinderen van eiser van dertien en negentien jaar oud. Het opgelegde inreisverbod is volgens eiser daarom in strijd met artikel 8 van het EVRM [5] .
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Brazilië als een veilig land van herkomst voor eiser
4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en dat verweerder er in het algemeen van mag uitgaan dat eiser in Brazilië niet te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade loopt. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat Brazilië in zijn geval niet kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst, omdat hij voor zijn problemen geen bescherming kan krijgen van de Braziliaanse autoriteiten.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Brazilië ten aanzien van hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Uit eisers verklaringen blijkt immers niet dat de Braziliaanse autoriteiten niet bereid zijn om hem te beschermen. Zo heeft eiser verklaard dat hij aangifte heeft gedaan tegen de inname van zijn huis en dat de rechter hem in het gelijk heeft gesteld. Hieruit heeft verweerder mogen afleiden dat de normale rechtsgang voor eiser openstaat. De omstandigheid dat eiser zijn huis nog niet terug heeft gekregen, betekent nog niet dat de Braziliaanse autoriteiten niet adequaat hebben gereageerd. Het onderzoek naar het vergelijken van de handtekeningen op het koopcontract van het huis is immers nog niet afgerond. Eiser heeft bovendien niet gesteld of onderbouwd dat hij geen hulp of bescherming kan inroepen van de autoriteiten tegen de criminelen die hem lastigvallen vanwege de inname van zijn huis. Als eiser meent dat er niets met een eventuele aangifte gedaan wordt, kan hij zich bovendien wenden tot de hogere autoriteiten in Brazilië. Eiser heeft niet gesteld of onderbouwd dat dit voor hem niet mogelijk is.
4.2.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Inreisverbod
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar kan worden opgelegd. Eiser heeft in zijn gehoor veilig land van herkomst naar voren gebracht dat hij vele jaren in Spanje heeft gewoond en dat hij hier in het verleden rechtmatig verblijf heeft gehad. Eiser heeft verder verklaard dat hij in Spanje samenwoont met zijn Nicaraguaanse partner en hun kind van twee jaar. Verder heeft eiser in Spanje een ex-partner en twee kinderen wonen. Met deze individuele omstandigheden heeft verweerder in de besluitvorming geen rekening gehouden. Voor het eerst ter zitting heeft verweerder een standpunt ingenomen en gemotiveerd dat het opgelegde inreisverbod niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Dit vindt de rechtbank onredelijk laat, aangezien verweerder al vanaf het gehoor met deze omstandigheden bekend was. Bovendien vindt de rechtbank de motivering van verweerder ter zitting dat eisers huidige partner en zijn tweejarig kind in Spanje geen rechtmatig verblijf hebben en hem daarom naar Brazilië kunnen volgen onvoldoende toereikend. Verweerder gaat ook onvoldoende in op het gezinsleven van eiser met zijn andere twee kinderen. De omstandigheid dat eiser zijn gezinsband met deze twee kinderen niet heeft aangetoond en dat eiser voor langere tijd na de geboorte van de kinderen in Brazilië heeft gewoond, ontslaat verweerder niet van de verplichting om de individuele omstandigheden van eiser in zijn beoordeling te betrekken.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit gedeeltelijk, voor zover het ziet op het opleggen van het inreisverbod, vernietigen vanwege strijd met het in artikel 3:46 van de Awb [6] neergelegde motiveringsbeginsel, en laat het bestreden besluit voor het overige in stand.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). [7] Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond, voor zover gericht tegen het inreisverbod;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het inreisverbod;
- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
3.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
4.Eiser overlegt hiertoe een document van de Spaanse autoriteiten over zijn registratie in de Burgerlijke stand.
5.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
6.Algemene wet bestuursrecht.
7.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.