Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Guinese nationaliteit te hebben. Hij heeft een visum kort verblijf aangevraagd om zijn echtgenote, [naam2] (hierna: referente), die in Nederland woont, te bezoeken.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a) ii, iii, vi en onder b, van de Visumcode.Verweerder stelt zich allereerst op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoende geld heeft om in de kosten van zijn levensonderhoud tijdens het verblijf te voorzien. Ook is niet komen vast te staan dat eiser in staat is om de heen- en terugreis te betalen. Verder is niet aangetoond dat sprake is van een solvabele garantsteller. De garantsteller (referente) ontvangt immers een uitkering op basis van de Participatiewet. Daarnaast heeft eiser onvoldoende sociale en economische binding met Guinee, waardoor de tijdige terugkeer van eiser niet is gewaarborgd. Tot slot wijst verweerder op de geldende reisbeperkingen voor niet-essentiële reizen, als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Aangezien eiser niet aan alle voorwaarden voor afgifte van een visum voor kort verblijf voldoet, wordt niet getoetst of eiser onder één van de uitzonderingscategorieën op de reisbeperkingen valt.
3. Eiser voert in beroep aan dat wordt voldaan aan alle voorwaarden voor afgifte van het aangevraagde visum en dat hij daarvoor voldoende bewijs heeft overgelegd, althans een begin van bewijs. Verweerder heeft ten onrechte geoordeeld dat eiser niet over voldoende middelen van bestaan beschikt voor zowel zijn verblijf in Nederland, als de heen- en terugreis. Het verschilt per individu hoeveel middelen ‘voldoende middelen’ zijn. Daartoe diende verweerder inzicht te krijgen in de inkomsten en uitgaven van eiser en referente. Daarnaast heeft eiser vliegtickets overgelegd, waaruit blijkt dat de heen- en terugreis al zijn betaald. Verder diende verweerder bij zijn beoordeling te betrekken dat het doel van eisers bezoek is om kennis te maken met het leven van referente in Nederland en de Nederlandse cultuur. Zo kunnen eiser en referente een weloverwogen keuze maken of zij hun leven in Guinee of Nederland willen voortzetten. Verweerder heeft ook het belang van het samenzijn van echtgenoten niet bij zijn beoordeling betrokken. Eiser voert over de binding met Nederland aan dat hij alleen referente in Nederland heeft, terwijl zijn zoon, broertjes en zus in Guinee zijn zorg en steun daar nodig hebben. Daarnaast heeft hij status en aanzien vanwege zijn werk als medicijnman. Overigens heeft verweerder niet duidelijk gemotiveerd waarom eisers werk niet als substantieel wordt aangemerkt. Gelet op al het voorgaande had het op de weg van verweerder gelegen om referente te horen op het bezwaar. Tot slot voert eiser aan dat de reisbeperkingen als gevolg van de coronapandemie ten onrechte aan hem zijn tegengeworpen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Aan verweerder komt bij het onderzoek of aan de toepassingsvoorwaarden van de Visumcode is voldaan een ruime beoordelingsruimte toe.Bij die beoordeling laat verweerder zich mede leiden door de intensiteit van de sociale en economische binding van een vreemdeling met zijn land van herkomst. De twijfel over het voornemen van de vreemdeling om tijdig terug te keren, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de sociale en/of economische binding geringer of juist sterker is. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat geen redelijke twijfel bestaat over zijn voornemen om Nederland vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten.
5. Eiser is gehuwd met een in Nederland wonende echtgenote, met de Nederlandse nationaliteit, waardoor verweerder in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat eisers sociale binding met Nederland zwaarder weegt dan met Guinee. Daarnaast heeft eiser weliswaar gesteld dat hij zorgtaken draagt voor familieleden in Guinee en dat hij maatschappelijke status en verantwoordelijkheden heeft als medicijnman, maar beide stellingen zijn in het geheel niet onderbouwd. Dit leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
6. Ten aanzien van de economische binding is het van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij over een regelmatig en substantieel inkomen beschikt om in Guinee zelfstandig in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Eiser stelt werkzaam te zijn als medicijnman. Verweerder heeft echter aan hem tegen kunnen werpen dat eiser geen bewijsstukken heeft overgelegd waarmee hij zijn werkzaamheden dan wel de daaruit gegenereerde inkomsten heeft aangetoond. Hoewel het niet onvoorstelbaar is dat eiser niet beschikt over kwitanties, gelet op het traditionele karakter van het beroep, kon verweerder wel aan eiser tegenwerpen dat hij zijn arbeidsactiviteiten in het geheel niet heeft onderbouwd.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiser om tijdig terug te keren naar Guinee en, in het verlengde daarvan, de juistheid van het opgegeven reisdoel. Dat eiser consistent heeft aangegeven dat zijn reis als doel heeft een weloverwogen keuze te maken tussen Guinee en Nederland, neemt niet weg dat verweerder in deze zaak heeft kunnen concluderen dat eiser een geringe sociale en economische binding met Guinee heeft. Verweerder heeft de visumaanvraag van eiser dan ook mogen afwijzen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a) ii en onder b van de Visumcode.
8. Uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a) iii van de Visumcode volgt dat een visum ook wordt geweigerd indien de aanvrager niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugkeer naar zijn land van herkomst of verblijf.
9. Verweerder heeft in dat kader niet ten onrechte geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond zelf over voldoende middelen van bestaan te beschikken om in zijn kosten voor het voorgenomen verblijf en terugkeer te voorzien. Zoals hiervoor onder 6 is overwogen, heeft eiser zijn gestelde werkzaamheden als medicijnman, dan wel de daaruit gegenereerde inkomsten, niet onderbouwd. Hiermee heeft eiser dan ook niet aangetoond dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt. De overgelegde vliegtickets heeft verweerder onvoldoende kunnen achten. Daarmee heeft eiser niet alsnog aangetoond dat hij zelf over voldoende middelen van bestaan beschikt om zowel het voorgenomen verblijf als zijn terugkeer naar Guinee te bekostigen.
10. Uit artikel 21, vijfde lid, van de Visumcode volgt dat eiser ook kan volstaan met een garantstelling door een derde om de eventuele toereikendheid van beschikbare middelen aan te tonen. Referente heeft zich in deze zaak garant gesteld voor eiser. Referente ontvangt echter een uitkering op grond van de Participatiewet. Aangezien dit een uitkering is die ten laste komt van de openbare kas, stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat referente niet over zelfstandige inkomsten beschikt. Referente voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor garantstelling. De stelling dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld of de inkomsten van referente voor haar persoonlijk genoeg zijn om in haar bestaan en dat van eiser te voorzien, slaagt niet. Dit doet namelijk niet af aan de voorwaarde dat referente in het kader van een visumaanvraag moet aantonen dat zij zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt. De beroepsgrond slaagt niet.
11. In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser tevens afgewezen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a) vi van de Visumcode.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser ten tijde van het bestreden besluit niet van de toen geldende reisbeperkingen was uitgezonderd. Dit is in zoverre ook niet door eiser betwist. Eiser voert daarentegen in beroep aan dat de regelgeving inmiddels is verouderd. Daarnaast golden de reisbeperkingen ook reeds ten tijde van het primaire besluit en acht eiser het daarom in strijd met de goede procesorde dat deze afwijzingsgrond in het bestreden besluit aan hem is tegengeworpen. Dit volgt de rechtbank niet.
13. Gelet op de ex tunc toetsing in beroep kan de stelling dat de regelgeving rondom de reisbeperkingen inmiddels is verouderd niet slagen. De rechtbank volgt verweerder verder dat het hanteren van een niet eerder ingeroepen weigeringsgrond in het bestreden besluit, kan worden gezien als een gerechtvaardigde heroverweging van het primaire besluit.
14. De rechtbank volgt eiser tot slot ook niet in zijn stelling dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Verweerder mag van het horen van eiser naar aanleiding van het bezwaarschrift afzien, als op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiser daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, mede bezien in het licht van wat hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank aan deze maatstaf voldaan.
15. De visumaanvraag is op goede gronden afgewezen. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.