Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[Naam], verzoeker,V-nummer: [Nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2022 uitspraak gedaan. Verzoeker, die een V-nummer heeft, had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit verzoek volgde op een eerder besluit van de staatssecretaris, dat op 30 oktober 2020 was genomen, waarin de ambtshalve beoordeling van verzoeker werd afgewezen. Het bestreden besluit, dat op 16 maart 2021 werd genomen, verklaarde het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het verzoek op 25 november 2021 ter zitting behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op een andere zaak (NL21.3998), heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er al uitspraak is gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.