ECLI:NL:RBDHA:2022:761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
NL21.3999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met medische omstandigheden

In de zaak tussen verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2022 uitspraak gedaan. Verzoeker, die een V-nummer heeft, had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit verzoek volgde op een eerder besluit van de staatssecretaris, dat op 30 oktober 2020 was genomen, waarin de ambtshalve beoordeling van verzoeker werd afgewezen. Het bestreden besluit, dat op 16 maart 2021 werd genomen, verklaarde het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft het verzoek op 25 november 2021 ter zitting behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op een andere zaak (NL21.3998), heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er al uitspraak is gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.3999

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker,V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de ambtshalve beoordeling ten behoeve van verzoeker om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Bij besluit van 16 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker daartegen kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.3998, op 25 november 2021 ter zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.3998, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.