ECLI:NL:RBDHA:2022:767
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring aanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 21 december 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 20 januari 2022 is de zaak behandeld, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank in een andere zaak (NL21.19989) het beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk had verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.