ECLI:NL:RBDHA:2022:7758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
C/09/608822 / HA ZA 21-255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in geschil over aannemingsovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen 3 Bouw B.V. en een gedaagde over een aannemingsovereenkomst voor de afbouw van een nieuwbouwwoning. De partijen zijn in conflict geraakt over de uitvoering van de werkzaamheden, waarbij 3 Bouw vorderingen heeft gedaan voor betaling van termijnen en aanvullende facturen, terwijl de gedaagde zich beroept op gebrekkige uitvoering en schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen, waardoor 3 Bouw gerechtigd was om de werkzaamheden op te schorten. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat er onvoldoende informatie is om een definitieve uitspraak te doen over de vorderingen en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun stellingen aan te vullen. De zaak is complex, met veel correspondentie en verschillende rapporten van deskundigen die de gebreken en schade in de uitvoering van het werk moeten onderbouwen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere proceshandelingen en zal later een deskundige benoemen om de gestelde gebreken te beoordelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/608822 / HA ZA 21-255
Vonnis van 27 juli 2022
in de zaak van

3 BOUW B.V., te Wateringen,

eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.P. van Dijk te Den Haag ,
tegen
[gedaagde], te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.M. Malipaard te Den Haag .
Partijen zullen hierna 3 Bouw en [gedaagde] genoemd worden.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
Kort samengevat gaat deze zaak over de aannemingsovereenkomst die partijen hebben gesloten voor het afbouwen en afwerken van de casco nieuwbouwwoning van [gedaagde] . Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is er onenigheid ontstaan over de gang van zaken op de bouwplaats, over aanpassingen van de oorspronkelijke afspraken, vertraging in de werkzaamheden, en over de termijnbetalingen. 3Bouw heeft de werkzaamheden daarom tijdelijk neergelegd. Nadat 3Bouw de werkzaamheden had hervat en een voorschouw heeft plaatsgevonden, heeft [gedaagde] de aannemingsovereenkomst gedeeltelijk ontbonden.
1.2. 3
Bouw vordert betaling van de laatste twee termijnen van de aanneemsom en drie aanvullende facturen. [gedaagde] weigert betaling, kort gezegd omdat het werk volgens haar niet af is en/of niet deugdelijk is uitgevoerd. Daarnaast beroept [gedaagde] zich op verrekening met de schade die zij lijdt doordat zij ondeugdelijk werk moet laten herstellen.
1.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar betalingsverplichtingen, waardoor 3Bouw haar werkzaamheden mocht opschorten. Dit betekent dat [gedaagde] de overeenkomst niet (gedeeltelijk) had mogen ontbinden. De gedeeltelijke ontbinding heeft te gelden als een tussentijdse opzegging, waarvan de gevolgen worden geregeld door artikel 18 COVO 2010. De rechtbank voelt zich echter op verschillende onderdelen nog onvoldoende voorgelicht om een eindbeslissing te kunnen nemen; partijen worden in de gelegenheid gesteld om hun stellingen aan te vullen en zich uit te laten over het verdere verloop van deze procedure.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 23 februari 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties;
  • de akte indienen nadere producties tevens conclusie van antwoord in reconventie van 21 juli 2021 met producties;
  • het tussenvonnis van 30 maart 2022;
  • de akte indienen nadere producties zijdens 3 Bouw ingekomen op 13 april 2022 met producties;
  • de akte overlegging nadere producties tevens akte vermeerdering van eis in reconventie ingekomen op 14 april 2022 met producties.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 april 2022.
2.3.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.
3. De feiten [1]
3.1.
Op 1 maart 2019 heeft 3Bouw een offerte aan [gedaagde] uitgebracht voor het afbouwen en afwerken van de casco opgeleverde nieuwbouwwoning van [gedaagde] . 3Bouw zou ook de installaties plaatsen, met uitzondering van de waterpomp en de zonnepanelen. De geoffreerde aanneemsom bedroeg € 299.009,84 incl. BTW. [gedaagde] heeft deze offerte niet geaccepteerd omdat deze niet binnen haar budget viel; partijen hebben daarna verder onderhandeld over het door 3Bouw uit te voeren werk.
3.2.
Op 2 september 2019 hebben partijen naar aanleiding van een herziene offerte van 3Bouw van diezelfde datum een aannemingsovereenkomst gesloten voor het afbouwen en afwerken van de casco nieuwbouwwoning, inclusief installaties, exclusief waterpomp en zonnepanelen. Oplevering zou plaatsvinden binnen 90 werkbare dagen na aanvang van het werk. Betaling van de aanneemsom van € 212.953,95 incl. BTW zou in termijnen plaatsvinden, binnen acht dagen na factuurdatum. De aannemingsovereenkomst bepaalt over die termijnen het volgende:
5. Betaling van de aanneemsom vindt plaats (…)
a. in de volgende termijnen
Termijn 1 - 15% bij opdracht
Termijn 2 - 25% bij aanvang
Termijn 3 - 20% bij aanvang installateurs
Termijn 4 - 15% bij aanvang plafond afwerking Termijn 6 - 10% bij oplevering gevelstucwerk
Termijn 5 – 10% bij aanvang kozijnen Termijn 5 (lees 7) - 5 % 2 weken na oplevering
3.3.
Op de aannemingsovereenkomst zijn de Consumentenvoorwaarden Verbouwingen van Stichting Bouwgarant (hierna: COVO 2010) van toepassing.
3.4.
De woning was ontworpen door een door [gedaagde] ingehuurde architect, [naam 1] van Station-D Architects (hierna: de architect). [gedaagde] wilde dat haar woning energieneutraal zou worden, onder meer door het gebruik van Cross Laminated Timber (hierna: CLT) en besparingen op CO2-intensieve materialen. [gedaagde] had [naam 2] van JM Concepten BV (hierna: [naam 2] ) ingehuurd om de levering en montage van het voor de CLT-bouw nodige kruislagenhout te verzorgen.
3.5.
De architect en 3Bouw hadden geen ervaring met CLT-bouw; [naam 2] wel.
3.6.
In september en oktober 2019 hebben [gedaagde] en 3Bouw overlegd over de uit te voeren werkzaamheden en de materialen die besteld moesten worden, waaronder de kozijnen, hoekramen en een schuifpui met bijbehorend glas, en kozijnloos glas. In deze periode zijn verschillende wijzigingen op de oorspronkelijke offerte en tekeningen doorgevoerd.
3.7.
Op zaterdag 2 november 2019 heeft [gedaagde] 3Bouw een e-mail gestuurd, waarin zij onder meer het volgende schreef:
“Bij deze nogmaals de gegevens van de epc-berekening en de bouwfysische adviezen.
Ik heb het al meerdere keren gezegd, maar het is echt belangrijk dat deze adviezen worden opgevolgd ivm de korting op de bouwleges.
(…)
Ik wil hier graag duidelijkheid over, omdat we moeten aantonen dat we aan de eisen voldoen. (…)
Je kunt ook altijd contact opnemen met de bouwfysicus om advies te vragen.”
3.8.
Bij e-mail van 4 november 2019 heeft 3Bouw [gedaagde] geantwoord, met een CC aan de architect. 3Bouw schreef onder meer het volgende:
“Ik neem aan dat dit dezelfde rapporten zijn als waar we in begin van het jaar mee zijn gestart.
Wij hebben daar een uitwerking op gemaakt, deze is 8-9 maal aangepast en gewijzigd.
Na veel gepuzzel is er een definitieve aanbieding in een contract vastgelegd, 2-9-2019 nr 19/1308
Met de daarin beschreven onderdelen en materialen willen we nu, zodra de KIT bouw is opgeleverd, de uitvoering starten.
Ik heb de materialen niet meer op onderstaande rapporten getoetst, dat ligt ook niet binnen mijn verantwoording.
Maar zoals zojuist met[de architect]
overlegd moet het hiermee nog steeds kloppen.
Ons uitgangspunt is de omschrijving van materialen in de calculatie van 2-9-2019 19/1308
Ik stel voor om woensdag 6 nov om 8:00 op de bouw de nog indicatieve kosten en stelposten door te lopen en ook de eventuele wijzigingen door te nemen.
[De architect]
kan er dan ook bij zijn
(…)”
3.9.
Op 11 november 2019 is 3Bouw begonnen met de uitvoering van het werk.
3.10.
De samenwerking tussen partijen verliep stroef. Bij e-mail van 21 november 2019 heeft [naam 2] 3Bouw bericht dat hij de projectbegeleiding voor [gedaagde] op zich zou nemen, zodat [gedaagde] voor 3Bouw niet meer het directe aanspreekpunt was.
3.11.
Op 19 november 2019 heeft 3Bouw [gedaagde] factuur 2019-0382 à € 42.590,79 gestuurd voor de derde termijn, en op 17 december 2019 factuur 2019-0404 à € 31.943,09 incl. BTW voor de vierde termijn.
3.12.
Op 21 december 2019 heeft [gedaagde] [naam 2] een e-mail gestuurd waarin onder meer het volgende staat:
“Ik heb nog wel een paar dringende dingen.
- het lekt nog steeds de kelder in, terwijl het volgens [naam 3] en [naam 4] dicht zou zijn.
- de steigerdoeken zijn nog niet goed geplaatst, deels losgewaaid. De isolatie wordt nu te nat en Duo systems gaat volgende week starten met de steenstrips en heeft dus beschermingsdoek nodig.
- ik heb niets van[3Bouw]
gehoord over de begroting. Ik word hier helemaal tureluurs van. Al bijna 4 weken na jouw spoedverzoek om een aangepaste begroting en al meer dan 10 weken na ons overleg met[3Bouw]
over de gezamenlijke bouwplaatskosten nog steeds geen aanpassingen en geen zicht op een einddatum.
Heel graag zo snel mogelijk actie op deze punten! Ik wil verder. De bouw moet verder.”
[naam 2] heeft de e-mail diezelfde dag aan 3Bouw doorgestuurd, met de begeleidende tekst:
“Hoe kunnen we jou klant tevreden gaan stellen.
Want in een aantal punten heeft wel gelijk toch ??
Hoor graag van je.”
3Bouw heeft daarop per omgaande geantwoord:
“Deze punten heb ik do ochtend met haar besproken en afgesproken er 6jan verder mee te gaan, beetje dubbel op om er nu weer over te beginnen!!!
Aansluiting lekkages zijn niet in 3 dg def op te lossen
Met bouwbegeleider van[de buren]
besproken voor nood de aansluiting af te dichten
Er is echter veel regenwater in de spouw gelopen
Betreft steiger is dat met [naam 5] overlegd hoeft[ [gedaagde] ]
niet mee bezig te zijn
Komende weken hoop ik het begrotingsverhaal op tafel te krijgen
Alles is nu gesloten, haar verwachtingen van wat zij nu precies van ons wilt zijn iets te hoog gesteld
Er ligt een overeenkomst die op nagenoeg alle onderdelen herzien moet worden
De tijd die dat kost wordt wel erg onderschat
Door de totaal foute verwachting tov onze overeenkomst zal zij zelf haar planning moeten aanpassen
Zoals afgesproken ga ik een nieuwe begroting opstellen met al de veranderingen opgenomen
En zal ik alle moeite doen om het voor alle partijen goed op te lossen”
Bouwstop
3.13.
Bij e-mail van 23 januari 2020 heeft 3Bouw [gedaagde] , de architect en [naam 2] een overzicht van meer- en minderwerk toegestuurd, en een planning voor de resterende werkzaamheden. De laatste twee alinea’s van dit bericht luiden:
“Trappen, voordeur, badkamer, waterinstall in te plannen
Na def akkoord van juiste materialen en indeling
Voorts wijs ik erop dat er op het moment teveel facturen openstaan om een voortgang zoals bovenst te kunnen garanderen.
Over de hele financiële gang van zaken moeten we dus eerst meer zekerheid hebben.”
3.14.
Bij e-mail van 24 januari 2020 vroeg [naam 2] of 3Bouw akkoord kon gaan met betaling van de derde termijn, en betaling van de vierde termijn na glas en waterdicht. 3Bouw antwoordde diezelfde dag:
“Dat gaat helaas niet
Er is nu ca € 70.000,- ex betaald
De kozijnen en 70% van het glas is geleverd en moet ik afrekenen
Wij hebben nu €105.000,- aan kosten geboekt / gemaakt op nr 41
Daar komt nu nog kosten bij van kozijnen / glas / stucadoor bij
We lopen dus zwaar achter op het financiële vlak
Zoals gezegd heb ik voor de hoekelementen nog geen levertijd doorgekregen
Ik verwacht dat dit naar 4 wkn loopt
Ik verwacht echt po betaling van beide openstaande facturen”
[naam 2] antwoordde daarop even later:
“Het probleem is dat ze pas aan haar geld kan komen als het glas en waterdicht is
De zogenaamde afbouw garantie vanuit de bank
En zeker nu ze alles alleen moet betalen is de bank daar heel kritisch op.
Het geld is er dat is niet het probleem.
Even tussen jou en mij gezegd jij bent ook wel erg laks geweest met het bestellen van de kozijnen en het glas.
Ze heeft veel veranderd maar niets aan dat onderdeel.”
3Bouw antwoordde daarop weer even later:
[ [naam 2] ]
zij heeft een contract getekend
Nu krijgen we allerlei randvoorwaarden waar ik niets mee kan
Kozijnen zijn besteld op moment dat zij eruit was hoe ze het wilde
Heb bestelling zelfs nog gewijzigd omdat zij dat wilde, ca 10 okt
Toen is de leverdatum, wk 3 al doorgegeven
(…)
wil best meewerken maar wij zijn geen bank
dus ik hoop toch dat zij haar eigen bank zover krijg”
3.15.
Op zaterdag 25 januari 2020 heeft [naam 2] het volgende bericht aan [gedaagde] en de architect gestuurd:
“Ik heb zojuist met 3Bouw afgesproken dat we de bouwvergadering van maandag niet door laten gaan.
Ik heb de bouwplaatskosten gecontroleerd en het overzicht gecorrigeerd en naar hem gemaild. Zodra er een credit factuur is van factuurnr 2019-0280 € 6.694,53 en factuurnr 2019-0423 van € 1.099,07 en er een nieuwe factuur van € 6.302,21 ligt moet deze per omgaande betaald worden.
Verder moet factuur 2019-0382 termijn 3 € 42.590,59 per omgaande betaald worden.
Vervolgens hebben we afgesproken dat er geen betalingen meer gedaan worden voordat de woning in zijn geheel glas en waterdicht is.
De buitenzijde volledig klaar en opgeleverd is en de steiger weg is.
Aan de binnenzijde ligt het werk van[3Bouw]
dan ook helemaal stil.
Aan de binnenzijde mag dan ook door NIEMAND iets gedaan worden dus ook niet door jullie.
Als jullie niet akkoord kunnen gaan met deze afspraak ben ik genoodzaakt me terug te trekken in dit proces.
En zoals ik al meerdere keren heb aangegeven kan er maar 1 kapitein zijn.
Dus alles loopt via mij.
(…)”
3.16.
Bij e-mail van 27 januari 2020 heeft [naam 2] zijn e-mail van 25 januari 2020 doorgestuurd aan 3Bouw met de begeleidende tekst: “
Zoals zaterdag besproken.
3Bouw heeft bij e-mail van dezelfde dag gereageerd; daarin stond onder meer het volgende:
“Openstaande factuur 2019-0280 crediteren we niet, deze is reeds geboekt en belasting is afgedragen.
Verrekening in het overzicht opgenomen
factuur 2019-0423 € 1099,77 dd 31-12-2019 crediteren we
het overzicht in de bijlage aub aanhouden, van totaalbedrag € 642,23 zullen we nieuwe factuur sturen
Het totaal openstaande bedrag is nu € 81870,64
Op uw verzoek wijken we van het in het contract opgenomen betalings schema af, daar willen we aan meewerken.
Dan wel volgens de onderstaande afspraken, welke ik als bijlage op het contract zal opsturen
-
Termijn 4 blijft onbetaald tot woning glas en waterdicht is,
-
Wij zien dus p.o. een betaling tegemoet van € 42.590,59 + €7336,96 = € 49.927,55
-
Verder zou ik kostenspecificatie 19/1389 definitief willen hebben
Tov de contractueel opgestelde overeenkomst zijn hier de aanpassingen in opgenomen
-
Als we ons alleen beperken tot het buiten werk breng ik de onderdelen tbv binnen afwerkingen en installaties in mindering.
-
Op het overblijvende deel graag een akkoord
-
Geef maar aan welke onderdelen komen te vervallen, deze zal ik geheel, zonder provisie, in mindering brengen
-
Zodra hier een akkoord op is en betaling gedaan is vervolgen we de werkzaamheden aan kozijnen/glas en dak”
3.17.
Bij e-mail van 28 januari 2020 heeft [naam 2] onder meer het volgende aan 3Bouw geantwoord:
“Zoals gisteren besproken is de factuur voor de Bouwplaats kosten akkoord.
Jij laat die vandaag maken.
En dan zal ik zorgen dat deze met de openstaande factuur van de bouwplaats kosten en het 3e termijn worden betaald.
Een akkoord op de nieuwe begroting gaat er de eerste twee weken niet komen (tijd gebrek) en dat kun je ook niet van ons verlangen nadat[ [gedaagde] ]
twee maanden hierop heeft moeten wachten.
Dus zoals besproken gaan jullie met spoed verder om deze woning glas en waterdicht te maken en aan de buiten zijde volledig af te werken zoals bekend
Verder blijft onze afspraak van zaterdag overeind zoals in mijn mail omschreven.
(…)”
Later die dag heeft 3Bouw geantwoord toch een akkoord op de aangepaste begroting te willen, en iets als een bankgarantie, omdat [gedaagde] tegen werklieden zou hebben gezegd dat zij de schuldsanering in moest. Daarop antwoordde [naam 2] kort daarna dat de aanneemsom minus de bouwplaatskosten nog bij de bank aanwezig waren; ook schreef [naam 2] nog:
“Binnen moet straks zonder meer het elektra / de verwarming en de waterinstallatie afgemaakt worden.
(…)
En mijn casco staat op deze manier gewoon weg te rotten dus het dak, inclusief lichtstraat en aansluiting dak moet nu echt met spoed gemaakt en opgelost worden.”
3.18.
Bij e-mail van 3 februari 2020 heeft 3Bouw [gedaagde] onder meer het volgende gemaild:
“Betreft de planning loopt het buiten werk nog redelijk vlgs schema, het binnenwerk ligt vanaf 1 dec stil
Hier zal eerst een duidelijk plan voor moeten komen
(…)
[ [naam 2] ]
heeft namens jou een voorstel gedaan waar wij een akkoord op hebben gegeven
De inhoud is je bekend neem ik aan
Wij hebben nog altijd geen betaling binnen, dat is ook de reden dat wij het werk vanaf vandaag even stop zetten
Zodra we de betaling vlgs voorstel van[ [naam 2] ]
binnen hebben plannen we het werk weer in”
3.19.
Op 8 februari 2020 heeft de ex-partner van [gedaagde] 3Bouw onder meer het volgende gemaild:
“Na lang overleggen gaan we akkoord gaan om de factuur 2019-0280 en 2019-0434 (6694,53 en 642,23 euro) van de algemene bouwplaatskosten en de factuur 2019-0382, termijn 3: aanvang installateurs (42590,79 euro) zonder protest te betalen, mits jij op deze e-mail akkoord geeft. Dat lijk voor jou misschien dubbelop, maar voor ons is het belangrijk.
Het voorstel van jou is om het huis wind- en waterdicht te maken als we de bovenstaande drie facturen betalen.
Dat betekent dus:
-
afmaken en repareren van het dak, inclusief de aansluiting met de buren
-
het dakraam boven de trap maken
-
het plaatsen van de kozijnen (aluminium kozijnen inclusief glas, kozijnloos glas inclusief hoekramen)
-
het maken en plaatsen van de voordeur
-
de gevel afmaken (stucwerk en steenstrips, daklijsten en waterslagen)
(…)”
3.20.
Op 10 februari 2020 heeft de ex-partner van [gedaagde] 3Bouw het volgende gemaild:
“Zoals vanochtend besproken, hebben wij de afgesproken 3 termijnen betaald.
Als bijlage ontvang je de foto’s van de ramen met folie. Door de wind/storm staan deze nu open en komt er regen en wind binnen. Dit gaat schade veroorzaken.
Graag willen we je vragen om dit met spoed op te pakken ivm de aanhoudende storm”
3Bouw antwoordde per e-mail van later die middag onder meer:
“Ik heb het ook gezien
Met deze storm kan ik echter ook niet heel veel
Het steiger moet ook opnieuw gesloten worden
Kan pas met minder wind
Als het goed is ga ik morgen met [naam 3] eea inmeten, en zullen we even kijken wat er aan te doen is
In principe gaat het glas en de kozijnen er zsm in
(…)”
3.21. 3
Bouw heeft de betaling van de derde termijn op 11 februari 2020 van [gedaagde] ontvangen. 3Bouw heeft de werkzaamheden aan de woning op 17 februari 2020 hervat.
Voorschouw, rapporten en ingebrekestelling
3.22.
Op 14 februari 2020 heeft 3Bouw [gedaagde] factuur 2020-0022 voor de vijfde termijn à € 21.295,40 incl. BTW gestuurd.
3.23.
Bij e-mail van 18 februari 2020, 15:43 uur, heeft de ex-partner van [gedaagde] 3Bouw medegedeeld dat [gedaagde] en hij de factuur voor de vijfde termijn gelet op de eerdere afspraken niet zouden betalen. Verder schreef hij het volgende:
“Intussen wordt de schade aan het huis steeds groter en worden de lekkages alsmaar erger. Er is nu lekkage in de hal bij de meterkast, in de kelder bij de scheidingswand met de buren, in de kelder aan de achterzijde en zijwand (niet aan de kant van de buren) en in alle slaapkamers vanuit het plafond. Er ontstaat ook steeds meer schimmel en wat voor gevolgen dit voor kwaliteit van de woning heeft baart ons zorgen. De situatie achten we zo ernstig dat we een bouwkundig expert hebben ingeschakeld om toestand van de bouw, de schade en de mogelijke aansprakelijkheid daarvoor met spoed te onderzoeken. Dat onderzoek zal plaatsvinden morgenochtend om 10:30 uur. Je wordt bij deze uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn. Ook als je niet kunt brengt de ernst van de situatie met zich mee dat het onderzoek door moet gaan.
Intussen verzoeken we je nogmaals de gemaakte afspraken na te komen, al het nodige te doen om verdere schade te voorkomen en het huis zo snel mogelijk wind- en waterdicht te maken. Tevens verzoeken we je om de kwestie op jouw CAR-verzekering te melden.
Voor wat betreft de begroting hebben we al eerder aangegeven daar bezwaren tegen te hebben. We willen die begroting met jou als onze contractspartij bespreken en laten je uiterlijk morgen aan het eind van de dag weten wanneer dat wat ons betreft kan.”
3.24.
Op 19 februari 2020 heeft de door [gedaagde] ingeschakelde bouwkundig expert van [naam 6] Bouwadvies BV (hierna: [naam 6] ), een eerste rondgang door de woning gemaakt. 3Bouw was daarbij niet aanwezig; [gedaagde] en [naam 2] wel.
3.25.
Tijdens een bouwoverleg op 11 maart 2020 hebben partijen afgesproken om op 24 maart 2020 een voorschouw van het werk te houden. Bij dit overleg was ook [naam 7] aanwezig, een door [gedaagde] ingeschakelde bouwkundige (hierna: [naam 7] ).
3.26.
Op 12 maart 2020 heeft [naam 6] een tweede rondgang door de woning gemaakt. Op verzoek van [gedaagde] was 3Bouw niet voor deze rondgang uitgenodigd.
3.27.
Op 24 maart 2020 hebben partijen onder leiding van [naam 7] een opname van de stand van het werk gemaakt. [naam 7] heeft een verslag van deze vooropname gemaakt.
3.28.
Eind maart 2020 is het werk stilgelegd; partijen zijn het er niet over eens op wiens initiatief dit is gebeurd.
3.29.
Bij e-mail van 2 april 2020 heeft [naam 7] het verslag van de vooropname aan 3Bouw toegezonden. In de begeleidende tekst schreef [naam 7] onder meer:
“• Zoals o.a. tijdens de opneming van de stand van het werk op dinsdag 24 maart ook al is besproken wil[ [gedaagde] ]
de samenwerking met 3Bouw z.s.m. beëindigen nadat de op 24 maart gemaakte uitvoeringsafspraken zijn nagekomen (zie bijlage).
(…)
• Ik heb op verzoek van[ [gedaagde] ]
de stand van het werk vergeleken met de begroting van de aannemingsovereenkomst. Indien de afspraken van 24 maart zouden zijn nagekomen en de gebreken aan de meterkast zouden zijn opgeheven, zou m.i. een bedrag van tussen de € 20.000,00 en € 25.000,00 (inclusief b.t.w.) door[ [gedaagde] ]
betaald moeten worden. Bepaling van de exacte stand van het geleverde installatiewerk is mede bepalend voor het exacte bedrag.
(…)”
3.30.
Bij brief van 9 april 2020 heeft de rechtsbijstandsverlener van [gedaagde] (DAS Rechtsbijstand) 3Bouw in gebreke gesteld voor te late oplevering en gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden. 3Bouw werd gesommeerd om binnen 14 dagen de geconstateerde gebreken te verhelpen en de rest van het werk af te maken. Bij de brief zaten het rapport van [naam 6] van 7 april 2020, een lijst met tekortkomingen en een lijst met bezwaren op het meer-/minderwerk. Over de betaling van termijnen 4 en 5 schreef de rechtsbijstandsverlener het volgende:
“In uw reactie op de e-mail van de heer [naam 7] d.d. 2 april 2020 heeft u medegedeeld dat er op dit moment zonder meerwerk twee termijnen opeisbaar zouden zijn die te tezamen circa € 43.000,00 zouden bedragen. Over welke twee termijnen u het exact heeft geeft u niet aan. Naast het feit dat dit haaks staat op de hierboven genoemde afspraak strookt dit niet met de planning en afspraken zoals opgenomen in het verslag van de heer [naam 7] d.d. 24 maart 2020. Waaraan dient te worden toegevoegd dat er ook zonder dat er concrete afspraken zouden zijn gemaakt van cliënte in alle redelijkheid geen betaling kan worden verlangd gezien de tot nu toe reeds geconstateerde tekortkomingen aan het werk, tekortkomingen die voor een deel vallen onder reeds betaalde termijnen. Aangaande deze tekortkomingen verwijs ik u naar het bijgaande overzicht (…)”
3.31.
Bij e-mail van 5 mei 2020 heeft een adviseur van Bouwend Nederland [2] namens 3Bouw op de brief van 9 april 2020 en de lijsten met gebreken en bezwaren gereageerd. 3Bouw maakte uit de brief van 9 april 2020 op dat de eerdere beëindiging door [naam 7] werd herroepen, en dat [gedaagde] nakoming vorderde. 3Bouw stelde zich op het standpunt dat sprake was van betalingsverzuim door [gedaagde] , en verklaarde zich bereid het werk voort te zetten zodra [gedaagde] zou betalen.
3.32.
Bij brief van 10 juni 2020 constateerde de rechtsbijstandsverlener van [gedaagde] dat het werk op basis van de opstelling van [naam 7] voor € 157.708,04 inclusief BTW gereed was, en dat er voor € 28.898,14 inclusief BTW herstel aan gebreken nodig was. [gedaagde] beriep zich op gedeeltelijke ontbinding van de aannemingsovereenkomst op grond van artikel 18 COVO.
3.33.
Per e-mail van 19 juni 2020 heeft 3Bouw [gedaagde] factuur 2020-0172 à € 34.141,38 voor de eindafrekening gestuurd, met specificatie.

4.Het geschil

in conventie

4.1. 3
Bouw vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan 3Bouw van € 89.000,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2020 en de proceskosten. 3Bouw beroept zich daarvoor op de betalingsafspraken in de aannemingsovereenkomst.
4.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in conventie.
in voorwaardelijke reconventie
4.3.
Voor het geval dat in conventie na het verweer van [gedaagde] nog enige vordering van 3Bouw op [gedaagde] resteert, vordert [gedaagde] om
I. voor recht te verklaren dat de aannemingsovereenkomst van 2 september 2019 per brief van [gedaagde] van 10 juni 2020 (partieel) is ontbonden, en om
II. 3Bouw te veroordelen om € 69.415,56 aan [gedaagde] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2021 en de proceskosten.
4.4.
[gedaagde] legt daaraan ten grondslag dat 3Bouw de woning in onvoltooide staat heeft achtergelaten en het werk gebrekkig heeft uitgevoerd, waardoor [gedaagde] schade heeft geleden.
4.5. 3
Bouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie.
4.6.
De stellingen van partijen in conventie en reconventie hangen nauw met elkaar samen. De rechtbank zal hierna voor zover nodig nader op die stellingen ingaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1. 3
Bouw vordert betaling van de volgende vijf facturen:
2020-0082 - bouwplaatskosten € 464,04
2020-0085 - stormschade € 1.161,60
2019-0404 - de vierde termijn € 31.943,09
2020-0022 - de vijfde termijn € 21.295,40
2020-0172 - de eindafrekening
€ 34.141,38 +
€ 89.005,51
5.2.
[gedaagde] meent dat zij 3Bouw niets meer verschuldigd is, omdat het werk niet is opgeleverd, maar is geëindigd in een gedeeltelijke ontbinding omdat 3Bouw tekortschoot in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Voor zover dat anders zou zijn, beroept [gedaagde] zich op verrekening met de schadevordering die zij op 3Bouw meent te hebben.
5.3.
De rechtbank zal eerst beoordelen of 3Bouw recht heeft op de gefactureerde bedragen; daarna zal zij het verrekeningsverweer van [gedaagde] beoordelen.
Facturen 3Bouw
Bouwplaatskosten
5.4.
In zijn e-mail van 8 februari 2020 schreef de ex-partner van [gedaagde] dat [gedaagde] en hij zonder protest instemden met de factuur van 3Bouw voor de gezamenlijke bouwplaatskosten. Dit bericht was een bevestiging van de afspraak die [naam 2] al eerder namens hen met 3Bouw had gemaakt. Dit onderdeel van de vordering van 3Bouw zal de rechtbank daarom toewijzen.
Overigens staat op pagina 2 van de calculatie bij de offerte van 2 september 2019 ook dat de bouwplaatskosten voor drie kavels samen werden gemaakt en apart zouden worden begroot.
Stormschade
5.5. 3
Bouw vordert vergoeding van stormschade, maar licht niet toe om wat voor schade het gaat en waarom [gedaagde] daarvoor zou moeten betalen of aansprakelijk zou zijn. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering van 3Bouw daarom als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
4e en 5e termijn aanneemsom
5.6. 3
Bouw vordert betaling van de vierde en vijfde termijn van de oorspronkelijke aanneemsom. [gedaagde] meent dat 3Bouw hier geen recht op heeft omdat de werkzaamheden niet (volledig) of gebrekkig zijn uitgevoerd, en [gedaagde] de overeenkomst daarom voor dat gedeelte heeft ontbonden.
5.7.
De rechtbank zal moeten beoordelen wie als eerste is tekortgeschoten in haar verplichtingen onder de aannemingsovereenkomst en latere afspraken: 3Bouw of [gedaagde] . Omdat partijen het niet eens zijn over wat de verplichtingen over en weer precies inhielden, zal de rechtbank de aannemingsovereenkomst en latere afspraken tussen partijen eerst moeten uitleggen. Volgens vaste jurisprudentie moet de rechtbank daarbij letten op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.8.
[gedaagde] stelt dat 3Bouw veertien dagen na de brief van 9 april 2020 in verzuim is geraakt, omdat zij de in die brief opgesomde gebreken niet heeft verholpen.
3Bouw stelt dat [gedaagde] toen al in schuldeisersverzuim verkeerde omdat zij de voordien al vervallen termijnen 4 en 5 niet had betaald, zodat 3Bouw bevoegd was om haar werkzaamheden op te schorten en [gedaagde] de overeenkomst (dus) niet mocht ontbinden.
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat de opeisbaarheid van de vierde en vijfde termijn wordt geregeld door de afspraken die partijen in de e-mailwisseling van 23 januari-10 februari 2020 hebben gemaakt over de volgorde waarin 3Bouw de werkzaamheden zou uitvoeren en declareren. Partijen maakten die afspraken naar aanleiding van de patstelling die tussen hen was ontstaan door het aanhoudende extreme weer (storm en regen) begin 2020 enerzijds, en de onenigheid die tijdens de uitvoering van de werkzaamheden tussen hen was ontstaan anderzijds.
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat 3Bouw in elk geval op 24 maart 2020 aan de afspraken had voldaan, en wel om de volgende redenen.
5.10.1.
Uit de e-mailwisseling en het feit dat zij weer aan het werk is gegaan, blijkt dat 3Bouw akkoord ging met het voorstel van [naam 2] dat [gedaagde] de vierde en de vijfde termijn pas hoefde te betalen wanneer de woning wind- en waterdicht was. De vraag is echter of (en zo ja: wanneer) 3Bouw aan de afspraken over wind- en waterdichtheid heeft voldaan. 3Bouw stelt dat de woning al op 18 maart 2020 wind- en waterdicht was; [gedaagde] stelt dat de woning ten tijde van de ontbinding op 10 juni 2020 nog niet wind- en waterdicht was.
5.10.2.
In de e-mail van 8 februari 2020 stelde de ex-partner van [gedaagde] een aantal eisen aan de wind- en waterdichtheid van de woning, namelijk dat de volgende werkzaamheden moesten zijn afgerond:
  • het afmaken en repareren van het dak, inclusief de aansluiting met de buren,
  • het dakraam boven de trap maken,
  • het plaatsen van de kozijnen (aluminium kozijnen inclusief glas, kozijnloos glas inclusief hoekramen),
  • het maken en plaatsen van de voordeur,
  • de gevel afmaken (stucwerk en steenstrips, daklijsten en waterslagen).
5.10.3.
Uit de correspondentie blijkt niet dat 3Bouw met al deze eisen heeft ingestemd; in haar reactie van 10 februari 2020 spreekt 3Bouw alleen over het plaatsen van glas en kozijnen, en het opnieuw sluiten van de steiger.
5.10.4.
De kern van de nieuwe afspraak was echter duidelijk: 3Bouw zou de woning wind- en waterdicht maken, wat naar normaal spraakgebruik betekent dat er geen nieuw vocht van buiten meer in de woning moest kunnen komen. Deze uitleg ligt temeer voor de hand omdat de weersomstandigheden in februari 2020 extreem vochtig waren, en [gedaagde] al eerder had aangegeven dat zij bang was dat inkomend vocht de constructie zou aantasten.
5.10.5.
Uit het verslag van de in het bijzijn van beide partijen uitgevoerde vooropname blijkt dat de kozijnen en de beglazing op 24 maart 2020 waren geplaatst, dat de gevel toen dicht was en dat de dakbedekking was aangebracht. Het rapport van [naam 6] van 7 april 2020 bevestigt dit beeld. Ook vermeldt [naam 6] dat de ergste waterintreding op 12 maart 2020 was verholpen. Hoewel de afwerking van zowel het dak, de kozijnen als de gevel nog niet af was, en de bestaande vochtproblemen nog niet volledig waren opgelost, was de woning op 24 maart 2020 wel afgesloten voor nieuw vocht van buiten.
5.10.6. 3
Bouw heeft ter zitting onbetwist gesteld dat de enige lekkage die er op 24 maart 2020 nog was, vanuit de aansluiting met de woning van de buren kwam. De aannemer van die buren was echter failliet gegaan, waardoor de afstemming met de buren op dat moment moeizaam verliep. Dit is geen omstandigheid die voor risico van 3Bouw komt, zodat deze lekkage niet kan worden aangemerkt als een tekortkoming van 3Bouw terzake de afspraken over wind- en waterdichtheid.
5.11.
Omdat 3Bouw in elk geval op 24 maart 2020 aan de afspraken over wind- en waterdichtheid had voldaan, mocht zij betaling vragen van termijnen 4 en 5. Door desondanks te weigeren om die termijnen te betalen – voor het eerst op 2 april 2020 bij monde van [naam 7] en weer in de ingebrekestelling van 9 april 2020 – is [gedaagde] in schuldeisersverzuim geraakt. De betalingsachterstand was substantieel, zodat 3Bouw haar werkzaamheden op grond daarvan mocht opschorten. Dat betekent dat 3Bouw niet in verzuim is geraakt door niet in te gaan op de ingebrekestelling van 9 april 2020, en dat [gedaagde] de overeenkomst niet om die reden (gedeeltelijk) mocht ontbinden (art. 6:266 lid 1 BW).
5.12.
Het voorgaande betekent dat 3Bouw aanspraak kan maken op betaling van de vierde en vijfde termijn, en dat de door [gedaagde] in reconventie gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen.
Wettelijke rente
5.13. 3
Bouw vordert wettelijke rente vanaf 22 juni 2020, op grond van de per e-mail verstuurde sommatiebrief van die datum. In de e-mail van 22 juni 2020 sommeert 3Bouw [gedaagde] echter om binnen veertien dagen te betalen, zodat [gedaagde] pas vanaf 6 juli 2020 in verzuim was en wettelijke rente verschuldigd is geworden.
Eindafrekening
5.14.
De eindafrekening waar 3Bouw aanspraak op maakt, is gebaseerd op het overzicht van meer- en minderwerk dat zij [gedaagde] bij e-mail van 23 januari 2020 heeft toegestuurd.
[gedaagde] betwist dat zij het in de eindafrekening gefactureerde bedrag schuldig is. Zij stelt dat er over het door 3Bouw opgevoerde meerwerk nooit overeenstemming is bereikt; bovendien zou een deel van de posten geen meerwerk betreffen.
5.15.
Eerder in dit vonnis heeft de rechtbank al geoordeeld dat [gedaagde] de aannemingsovereenkomst niet gedeeltelijk had mogen ontbinden. De samenwerking tussen partijen is in de praktijk wel beëindigd, en [gedaagde] heeft de werkzaamheden vervolgens door derden laten afmaken. 3Bouw stelt dat deze gang van zaken kwalificeert als een stillegging van werk bedoeld in artikel 17 COVO 2010. Omdat die stillegging langer dan een maand heeft geduurd, meent 3Bouw dat zij het recht had om het werk in onvoltooide staat te beëindigen en af te rekenen conform artikel 18 COVO 2010, dat ziet op tussentijdse opzegging. Dit artikel luidt:
Artikel 18 - Opzegging
De consument is bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen. Tenzij het bepaalde in artikel 17 lid 4 of artikel 15 van toepassing is[= tekortkomingen van de aannemer, Rb]
, heeft de ondernemer recht op de aanneemsom, vermeerderd met de kosten tot behoud van het werk en verminderd met de hem door de beëindiging bespaarde kosten. Ingeval van een dergelijke opzegging zendt de ondernemer de consument een gespecificeerde eindafrekening. Met het oog op die eindafrekening wordt door partijen door middel van een gezamenlijke opneming de omvang en de toestand van het uitgevoerde werk vastgelegd.
5.16.
Artikel 18 COVO 2010 geeft 3Bouw in geval van tussentijdse beëindiging dus recht op de volledige aanneemsom, vermeerderd met de kosten tot behoud van het werk en verminderd met de hem door de beëindiging bespaarde kosten. De rechtbank begrijpt de stellingen van 3Bouw aldus dat zij meent met de sommatie van 22 juni 2020 te hebben voldaan aan de eis van een gespecificeerde eindafrekening. Een gezamenlijke opneming van het werk was volgens haar destijds al niet zinvol meer omdat [gedaagde] werkzaamheden door derden aan het werk had laten uitvoeren en de stand van het werk ten tijde van de stillegging dus niet meer kon blijken.
5.17.
[gedaagde] heeft niet gereageerd op het in de dagvaarding opgenomen beroep op artikel 18 COVO 2010.
5.18.
De rechtbank is van oordeel dat de onterechte gedeeltelijke ontbinding door [gedaagde] is aan te merken als een tussentijdse opzegging, waardoor 3Bouw op grond van artikel 18 COVO 2010 recht heeft op de volledige aanneemsom vermeerderd met de kosten tot behoud van het werk en verminderd met de haar door de beëindiging bespaarde kosten.
5.19.
Echter: op basis van het voorliggende dossier kan de rechtbank niet beoordelen wat het toe te wijzen bedrag moet zijn. Bij de als productie 7 bij dagvaarding overgelegde e-mail van 22 juni 2020 ontbreekt de bijlage waarin een overzicht c.q. specificatie zou zijn opgenomen. Ook is onduidelijk in hoeverre partijen menen dat het verslag van [naam 7] van 24 maart 2020 als een gezamenlijke opname van het werk kan gelden.
Uit de correspondentie en het gesprek ter zitting blijkt dat partijen het niet eens zijn over de vraag welk deel van het werk (inclusief meer- en minderwerk) naar behoren is uitgevoerd, maar wel over het feit dat er in elk geval enig deel naar behoren is uitgevoerd. Aan de andere kant is ook duidelijk dat een deel van het (oorspronkelijke en/of meer-)werk door de tussentijdse beëindiging niet is uitgevoerd c.q. afgemaakt.
Kortom: op basis van de stukken is het de rechtbank niet duidelijk welk deel van de in de eindafrekening gefactureerde werkzaamheden volgens partijen:
  • overeengekomen (meer)werk is dat ook is uitgevoerd;
  • overeengekomen minderwerk is;
  • overeengekomen was maar door de tussentijdse beëindiging niet is uitgevoerd;
  • in uitvoering was maar door de tussentijdse beëindiging niet is afgemaakt;
  • gebrekkig is uitgevoerd.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om hun stellingen op deze punten aan te vullen. De wijze waarop zij dit mogen doen, staat aan het eind van dit vonnis, in rechtsoverwegingen 5.35, 5.36 en onder het kopje “De beslissing”.
Verrekeningsverweer c.q. vordering tot schadevergoeding [gedaagde]
5.20.
[gedaagde] beroept zich in conventie op verrekening en vordert in reconventie schadevergoeding; 3Bouw voert verweer op beide punten. De stellingen van partijen in conventie en reconventie hangen zo nauw samen dat de rechtbank ze hier gezamenlijk zal behandelen. De rechtbank gaat eerst in op de stellingen en verweren waarop zij al een eindoordeel kan geven, en gaat daarna in op de onderwerpen waarover partijen zich nog nader mogen uitlaten.
Boete en/of schadevergoeding wegens te late oplevering?
5.21.
[gedaagde] voert aan dat het werk volgens de overeenkomst 90 dagen na de uiterste datum van aanvang (23 oktober 2019) opgeleverd had moeten worden, wat volgens haar betekent dat het werk op 9 maart 2020 af had moeten zijn.
3Bouw stelt dat 11 november 2019 de begindatum is voor de berekening, en wijst erop dat de termijn in werkbare dagen moet worden berekend, waardoor erkende vrije dagen en de door het weer onwerkbare dagen als werkdagen afvielen.
5.22.
Artikel 6 sub a onder 1 van de aannemingsovereenkomst bepaalt dat het werk wordt opgeleverd “
binnen 90 werkbare dagen na uiterste datum van aanvang.” De overeenkomst bepaalt echter niet wat de ‘uiterste datum van aanvang’ is.
5.23.
Ten aanzien van de uiterste datum van aanvang is de rechtbank van oordeel dat dit 23 oktober 2019 is. Partijen zijn het er over eens dat 3Bouw op 11 november 2019 met de bouwwerkzaamheden op de kavel is begonnen. Uit de correspondentie blijkt echter dat 3Bouw daarvoor al bezig was met voorbereidingen en bestellingen; ook staat in haar handgeschreven aantekeningen bij artikel 4b van de aannemingsovereenkomst dat 3Bouw de factuur voor Termijn 2 (“
25% bij aanvang”) op 23 oktober 2019 heeft verzonden. Kennelijk meende 3Bouw dus dat het werk op die datum was aangevangen, zodat de rechtbank met die datum zal rekenen.
5.24.
Ten aanzien van de duur van de termijn bepaalt artikel 6 sub a onder 1 dat deze in werkbare dagen moet worden berekend. Artikel 11 lid 11 COVO 2010 bepaalt dat dit inhoudt dat onder een werkdag wordt verstaan “
een kalenderdag, tenzij deze valt op een algemeen of ter plaatse van het werk erkende, of door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag. Werkdagen worden als onwerkbaar beschouwd, wanneer daarop door niet voor rekening van de ondernemer komende omstandigheden gedurende tenminste 5 uren door het grootste deel van de arbeiders of machines niet kan worden gewerkt”.
Weekenddagen, erkende feestdagen en door het weer onwerkbare dagen vallen dus af als werkbare dag.
5.25.
Alleen rekening houdend met weekenddagen en erkende feestdagen, zou de 90-dagentermijn aflopen op 29 februari 2020. Daar komen de wegens het weer onwerkbare dagen nog bij. 3Bouw stelt dat er door de extreme weersomstandigheden in de eerste maanden van 2020 veel onwerkbare dagen zijn geweest. Uit de correspondentie in het eerste kwartaal van 2020 blijkt ook dat het extreme weer tijdens de bouw voor overlast en schade zorgde. [gedaagde] ontkent niet dat sprake was van extreem weer, maar maakt desondanks aanspraak op de boete wegens termijnoverschrijding. Gelet op het gemotiveerde verweer van 3Bouw had [gedaagde] moeten onderbouwen dat 3Bouw de opleveringstermijn heeft overschreden (meer concreet: dat er al 90 werkbare dagen waren verstreken op het moment dat zij in schuldeisersverzuim geraakte door aan te geven dat zij de vierde en vijfde termijn niet zou betalen). Nu [gedaagde] dit niet heeft gedaan, is niet komen vast te staan dat zij recht heeft op een boete of schadevergoeding wegens termijnoverschrijding.
Schadevergoeding wegens (herstel) gebreken?
5.26.
[gedaagde] vordert vergoeding van de schade die volgens haar is ontstaan door de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden door 3Bouw. 3Bouw zou onder meer vochtproblemen niet tijdig hebben opgelost, waardoor schade zou zijn ontstaan. Ook zou het stukadoors- en voegwerk niet vakkundig zijn uitgevoerd. [gedaagde] beroept zich op rapporten van [naam 7] en [naam 6] waaruit dit zou blijken.
5.27. 3
Bouw meent dat er door [gedaagde] zelf vertraging in het werk is ontstaan, waarna er door het extreme weer schade ontstond c.q. gewacht moest worden met werkzaamheden. Verder zou [gedaagde] door de tussentijdse beëindiging niet afgemaakte werkzaamheden ten onrechte als gebrekkige werkzaamheden opvoeren.
5.28.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] met de partijrapporten van [gedaagde] en [naam 6] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat sprake is van schade door gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden. Omdat 3Bouw gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van gebreken en schade, zal de rechtbank [gedaagde] toelaten tot het bewijs van haar stellingen. Hoe de bewijsopdracht precies zal luiden, kan de rechtbank pas bepalen nadat [gedaagde] haar stellingen heeft verduidelijkt als bedoeld in rechtsoverweging 5.19.
5.29.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat werkzaamheden die door de tussentijdse beëindiging niet zijn afgemaakt of uitgevoerd, in beginsel niet als gebreken kunnen worden opgevoerd (zie hiervoor ook rechtsoverweging 5.19).
Samenvatting
5.30.
In dit vonnis is op de vorderingen van 3Bouw het volgende beslist:
- bouwplaatskosten (€ 464,04): toegewezen met wettelijke rente vanaf 6 juli 2020 (r.o. 5.4 en 5.13),
- stormschade (€ 1.161,60): afgewezen (r.o. 5.5),
- vierde termijn (€ 31.943,09): toegewezen met wettelijke rente vanaf 6 juli 2020 (r.o. 5.6-5.13),
- vijfde termijn (€ 21.295,40): toegewezen met wettelijke rente vanaf 6 juli 2020 (r.o. 5.6-5.13),
- eindafrekening (€ 34.141,38): nadere proceshandelingen nodig (r.o. 5.14-5.19).
Op de vorderingen van [gedaagde] is beslist als volgt:
- verklaring voor recht: afgewezen (r.o. 5.10-5.12),
- schadevergoeding/boete wegens termijnoverschrijding: afgewezen (r.o. 5.21-5.25),
- schadevergoeding wegens (herstel van) gebreken: nadere proceshandelingen nodig (r.o. 5.19 en 5.25-29).
5.31.
De rechtbank brengt in herinnering dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de verschuldigdheid van de eindafrekening op 3Bouw rusten, en de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de verschuldigdheid van de schadevergoeding wegens (herstel van) gebreken op [gedaagde] .
Proceskosten en buitengerechtelijke kosten
5.32.
De beslissingen over de kosten worden aangehouden tot het eindvonnis.
Hoe nu verder?
5.33.
Ter zitting gaven beide partijen aan dat zij de zaak het liefst onderling zouden willen regelen, maar dat dit niet lukte omdat er nog teveel punten waren waarop zij van mening verschilden. Zij hoopten er alsnog samen uit te komen nadat de rechtbank een aantal knopen had doorgehakt. De rechtbank heeft geprobeerd in dit vonnis zoveel mogelijk duidelijkheid te scheppen, en hoopt dat partijen er op de resterende punten samen uitkomen.
5.34.
Als partijen er niet uitkomen, zal deze procedure verder gaan en zal er nog vrij veel informatie op tafel moeten komen. Want zoals ter zitting al is besproken en in dit vonnis verder is uitgelegd, zijn sommige onderwerpen nog te onduidelijk om te kunnen beslissen. Partijen zullen over die onderwerpen nadere standpunten moeten innemen.
5.35.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om hun stellingen aan te vullen in een akte. Zij zal een roldatum bepalen waarop partijen een akte mogen nemen, en een tweede roldatum waarop zij op de akte van de wederpartij mogen reageren. In de antwoordakte dienen zij zich ook uit te laten over de wijze waarop zij menen dat moet worden voortgeprocedeerd.
Partijen hebben in deze procedure al veel producties overgelegd; als zij toch aanvullende stukken willen indienen, moeten die aan de eerste akte worden gehecht, onder toelichting van de relevantie van het stuk. Op die manier kan de andere partij in de antwoordakte op het nieuwe stuk reageren.
De rechtbank benadrukt dat partijen in hun aktes niet kunnen volstaan met een verwijzing naar nieuwe of eerdere producties. Zij worden geacht een overzicht te maken waaruit duidelijk blijkt welke werkzaamheden volgens hen onder de oorspronkelijke aanneemsom vallen, welke daar op grond van welke afspraak zijn bijgekomen, en welke daar door een afspraak/de tussentijdse beëindiging/een gebrek zijn afgevallen. Ter onderbouwing van de aldus ingenomen stellingen mag uiteraard wel naar producties worden verwezen.
5.36.
Zoals ter zitting al is besproken, zal de rechtbank voor het beoordelen van de gestelde gebreken waarschijnlijk een deskundige moeten benoemen. Wie die deskundige moet zijn en welke vragen de rechtbank aan die persoon zal voorleggen, kan de rechtbank pas beoordelen nadat partijen hun stellingen hebben aangevuld. Uit oogpunt van efficiëntie zal de rechtbank partijen opdragen om zich in hun antwoordakte alvast uit te laten over de persoon en de vereiste expertise van de eventueel te benoemen deskundige.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en reconventie
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
7 september 2022voor het door beide partijen afzonderlijk nemen van een akte ter verduidelijking van de in rechtsoverweging 5.19 genoemde punten;
6.2.
verwijst de zaak naar de rol van
28 september 2022voor het door beide partijen afzonderlijk nemen van een antwoordakte, waarin zij:
  • reageren op de onder 6.1 bedoelde akte van de wederpartij,
  • zich uitlaten over de wijze waarop zij willen voortprocederen, en
  • zich uitlaten over de persoon en de vereiste expertise van een eventueel te benoemen deskundige.
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.

Voetnoten

1.Partijen hebben in 2019 en 2020 erg veel gecorrespondeerd, vooral per e-mail. Omwille van het overzicht noemt de rechtbank alleen de voor de beoordeling van het geschil meest veelzeggende (delen van) berichten.
2.Nadat DAS Rechtsbijstand negatief had beslist op het dekkingsverzoek van 3Bouw.