ECLI:NL:RBDHA:2022:7869

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/597644 / HA ZA 20-802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele boete wegens vertraagde levering van een woning; beoordeling van nalatigheid en overmacht

In deze zaak heeft eiseres een woning gekocht van gedaagde, maar de levering is vertraagd door het ontbreken van de juiste documentatie. Eiseres stelt dat gedaagde op basis van de koopovereenkomst een contractuele boete verschuldigd is vanwege de te late levering. Gedaagde betwist dit en vordert in reconventie betaling van dezelfde boete, omdat hij de koopsom niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde nalatig is geweest in de nakoming van de koopovereenkomst, aangezien hij niet de vereiste documentatie aan de notaris heeft verstrekt, wat leidde tot de vertraging van de levering. De rechtbank wijst de vordering van eiseres toe en wijst de vordering van gedaagde af, omdat gedaagde niet heeft aangetoond dat er sprake was van overmacht. Eiseres heeft recht op de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de datum van dagvaarding, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat niet is voldaan aan de vereisten van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/597644 / HA ZA 20-802
Vonnis in hoofdzaak van 18 mei 2022
in de zaak van
[eiseres]te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B.P. van Overeem te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. K. Mohasselzadeh te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 13 januari 2021;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis 29 december 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 maart 2022 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal is opgemaakt buiten aanwezigheid van partijen. Partijen hebben de gelegenheid gekregen opmerkingen te maken over de verslaglegging, waarvan zij beiden gebruik hebben gemaakt. Dit vonnis wordt gewezen met inachtneming van die opmerkingen.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.De beoordeling in conventie en reconventie

Wat is de kern?

2.1.
[eiseres] heeft een woning van [gedaagde] gekocht. De levering van de woning is door de notaris uitgesteld, omdat hij meende dat [gedaagde] niet de vereiste documentatie ter beschikking had gesteld. Vanwege de te late levering stelt [eiseres] dat [gedaagde] op basis van de koopovereenkomst een contractuele boete aan [eiseres] verschuldigd is. [gedaagde] betwist dit en vordert in reconventie juist van [eiseres] betaling van die boete, omdat [gedaagde] de koopsom niet heeft ontvangen. Daarnaast beroept hij zich op overmacht. [eiseres] betwist dat zij aan [gedaagde] een boete verschuldigd is. De rechtbank vindt dat het gelijk ligt bij [eiseres] en wijst haar vordering toe. De vordering van [gedaagde] wordt afgewezen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[gedaagde] is sinds 2008 eigenaar van de woning aan het [adres] in [plaats 1]. Hij was bij aankoop van de woning gehuwd met [naam], die in Amerika woonde alwaar het huwelijk ook is voltrokken. Bij beschikking van 11 maart 2009 is de echtscheiding tussen [gedaagde] en [naam] uitgesproken en op 3 augustus 2011 is de echtscheiding ingeschreven. Hierna is [gedaagde] naar Iran vertrokken. Later wilde hij de woning verkopen. Op 6 februari 2020 hebben [gedaagde] en [eiseres] een koopovereenkomst gesloten. Zij zijn daarbij een koopsom van € 305.000,00 overeengekomen. Omdat [gedaagde] in Iran verbleef, is het contact tussen [eiseres] en [gedaagde] via zijn makelaar verlopen. Partijen hebben afgesproken dat de levering van de woning op 1 april 2020 zou plaatsvinden. De notaris heeft eerst zijn medewerking aan de levering geweigerd. De levering heeft uiteindelijk op 6 juli 2020 plaatsgevonden.
Wat hebben partijen over en weer gevorderd?
2.3.
[eiseres] vordert (in conventie) betaling van € 30.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
2.4.
[gedaagde] vordert (in reconventie) betaling van € 30.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert hij dat de rechtbank [eiseres] veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
De relevante bepalingen uit de koopovereenkomst
2.5.
Tussen partijen staat vast dat artikel 14 van de koopovereenkomst (productie 1 bij dagvaarding) van toepassing is. In artikel 14 van de koopovereenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:
artikel 14 Ingebrekestelling/Ontbinding14.1.Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij. (…)14.3.Indien de wederpartij geen gebruik maakt van haar recht de koopovereenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in artikel 14.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille (3%o) van de koopsom met een maximum van tien procent (10%) van de koopsom, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.”
2.6.
Dit betekent dat een onmiddellijk opeisbare boete met een maximum van 10% van de koopsom verschuldigd is, wanneer één van de partijen nalatig is in de nakoming van een verplichting uit de koopovereenkomst. Zowel [eiseres] als [gedaagde] hebben de contractuele boete berekend op 10% van de koopsom: € 30.500,00.
[gedaagde] is nalatig geweest in de nakoming van de koopovereenkomst
2.7.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de woning te laat heeft geleverd. De oorzaak daarvan is gelegen in het feit dat [gedaagde] niet de juiste documentatie aan de notaris ter beschikking heeft gesteld. Het was voor de notaris vanwege het vroegere huwelijk met [naam] onduidelijk of [gedaagde] beschikkingsbevoegd was om de woning te verkopen. Omdat de levering op 1 april 2020 niet heeft plaatsgevonden, heeft [eiseres] [gedaagde] op 2 april 2020 in gebreke gesteld (productie 2 bij dagvaarding). Pas op 6 juli 2020 is de woning aan [eiseres] geleverd. [gedaagde] is daarom de contractuele boete aan [eiseres] verschuldigd, aldus [eiseres].
2.8.
[gedaagde] betwist dat hij de boete verschuldigd is. Hij was op 1 april 2020 niet beschikkingsonbevoegd en de akte van levering kon op dat moment worden gepasseerd. De notaris heeft [gedaagde] vanwege het vroegere huwelijk met [naam] gevraagd om documentatie waaruit het op dat huwelijk toepasselijke recht volgde. [gedaagde] heeft zulke documenten nooit gehad en kon die dan ook niet aan de notaris overleggen. [gedaagde] heeft dit telefonisch aan de notaris uitgelegd en ook zijn gemachtigde heeft nog met de notaris contact opgenomen. Uiteindelijk is [gedaagde] noodgedwongen een kortgedingprocedure gestart waarbij de rechter toestemming heeft gegeven dat het vonnis in de plaats zou treden van de vereiste medewerking van [naam] aan de levering van de woning (productie 5 bij conclusie van antwoord). De notaris heeft na die vervangende toestemming aan [gedaagde] laten weten dat de levering wel kon plaatsvinden. Het is daarom niet aan [gedaagde], maar aan de notaris te wijten dat de levering te laat heeft plaatsgevonden.
2.9.
Partijen zijn overeengekomen dat de levering van de woning op 1 april 2020 zou plaatsvinden. Deze verplichting uit de koopovereenkomst is [gedaagde] niet nagekomen. Dat het ontbreken van informatie die de notaris wilde ontvangen van [gedaagde] de oorzaak van deze te late levering zou zijn, maakt dat niet anders. Die omstandigheid komt immers in de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde] voor rekening en risico van [gedaagde]. Dit betekent dat [gedaagde] op grond van artikel 14.1 jo. 14.3 van de koopovereenkomst als nalatige partij in principe de contractuele boete aan [eiseres] verschuldigd is, als [eiseres] hem daarvoor in gebreke heeft gesteld. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd dat zij voor de te late levering een ingebrekestelling aan zowel de makelaar, de notaris als het huisadres van [gedaagde] heeft gestuurd (productie 6 tot en met 9 bij de akte tot het in het geding brengen van producties). Ondanks dat [gedaagde] in Iran verbleef, heeft hij via zijn makelaar van die ingebrekestelling kennis kunnen nemen. [gedaagde] is dus in principe de contractuele boete van € 30.500,00 aan [eiseres] verschuldigd, tenzij het beroep op overmacht slaagt.
2.10.
[gedaagde] heeft voor het eerst ter zitting gesteld dat hij door een overmachtssituatie de woning niet tijdig heeft kunnen leveren. [eiseres] heeft betwist dat hiervan sprake is: het lag op de weg van [gedaagde] om de documentatie op orde te hebben en dat had hij blijkbaar niet, wat voor zijn rekening komt. Niet is gebleken dat [gedaagde] na het verzoek van de notaris bijvoorbeeld niet eerder om vervangende toestemming had kunnen vragen, of andere stappen had kunnen ondernemen. Daar was toen nog genoeg tijd voor. Gelet op deze gemotiveerde betwisting en het feit dat er tussen het eerste verzoek van de notaris en de leverdatum nog ruim zes weken zaten, heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat sprake was van overmacht, zodat dit beroep wordt afgewezen.
De wettelijke rente wordt toegewezen
2.11.
[eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de datum van dagvaarding. [gedaagde] heeft daartegen geen inhoudelijk verweer gevoerd zodat deze rente wordt toegewezen zoals gevorderd.
De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen
2.12.
Ook maakt [eiseres] aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
[eiseres] is niet nalatig geweest in de nakoming van de koopovereenkomst
2.13.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] de contractuele boete aan [gedaagde] verschuldigd is, omdat [eiseres] te laat is met betaling van de volledige koopsom.
2.14.
[eiseres] betwist dat zij te laat is met betaling van de volledige koopsom. [eiseres] heeft de al koopsom voldaan en aan haar is in de akte van levering van de woning ook kwijting verleend (productie 4 bij dagvaarding). [eiseres] heeft echter conservatoir derdenbeslag onder de notaris gelegd ter verzekering van haar vordering. Hierdoor is de onder de notaris gestorte koopsom nog niet voor [gedaagde] beschikbaar.
2.15.
[eiseres] heeft de koopsom voldaan; [gedaagde] kan hier door het conservatoir derdenbeslag alleen nog geen gebruik van maken. En dat derdenbeslag is gelegd voor [eiseres] vordering die hiervoor in dit vonnis toewijsbaar wordt geacht. Dit betekent dat niet aan de voorwaarden voor een contractuele boete als bedoeld in artikel 14 van de koopovereenkomst is voldaan. [eiseres] is [gedaagde] dan ook geen contractuele boete verschuldigd, zodat de hoofdvordering van [gedaagde] wordt afgewezen. De nevenvorderingen delen dit lot.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde]
2.16.
[eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten voor het conservatoir beslag gelegd op de onder de notaris gestorte koopsom. Deze vordering is gelet op artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 721,00 (1 rekest x tarief € 721,00) aan salaris gemachtigde. Het griffierecht voor het indienen van het rekest is begrepen in het totaal aan griffierecht, zoals dat in 2.17 staat. Andere kosten zijn niet toewijsbaar, omdat de beslagstukken niet zijn overgelegd.
2.17.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de kant van [eiseres] begroot op:
- dagvaardingskosten € 102,96
- griffierecht € 937,00
- salaris gemachtigde
€ 1.442,00(2 punten x tarief € 721,00).
In totaal € 2.481,96.
2.18.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de kant van [eiseres] begroot op € 721,00 (0,5 x 2 x tarief € 721,00) aan salaris gemachtigde.
2.19.
De nakosten zullen hierna in de beslissing worden begroot.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 30.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 14 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot vandaag begroot op € 721,00;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag begroot op € 2.481,96;
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen af;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag begroot op € 721,00;
in conventie en reconventie
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, en als er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden begroot op ook nog € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
3.7.
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.