ECLI:NL:RBDHA:2022:7900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en rechtmatig verblijf van een Paraguayaanse staatsburger

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit dat aan eiser, een Paraguayaanse staatsburger, is opgelegd. Eiser had een beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem opdroeg de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onrechtmatig in Nederland verbleef, aangezien hij geen bewijs heeft geleverd van rechtmatig verblijf. Eiser stelde dat hij geboren was op [geboortedag] 1978 en dat hij rechtmatig verblijf had, maar kon dit niet onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht het terugkeerbesluit had genomen, omdat eiser in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) had gewerkt zonder de benodigde tewerkstellingsvergunning. Eiser had geen concrete argumenten aangedragen die de juistheid van het proces-verbaal van de politie konden weerleggen, waarin stond dat hij werkend in een Surinaamse winkel was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.517

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2021 heeft verweerder eiser opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten (het terugkeerbesluit). [1]
Eiser heeft tegen het terugkeerbesluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Aangezien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik willen maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. [2] Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1978 en de Paraguayaanse nationaliteit hebben.
2. Verweerder heeft een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 28 dagen opgelegd, omdat gebleken is dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft dan wel dat niet gebleken is dat eiser rechtmatig binnen Nederland verblijft. Eiser heeft van zijn onrechtmatig verblijf geen mededeling gedaan aan de korpschef en heeft bovendien arbeid verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) door te werken in een Surinaamse winkel zonder dat zijn werkgever voor hem in het bezit was van een tewerkstellingsvergunning. Verweerder heeft geen reden gezien om af te wijken van het opleggen van het terugkeerbesluit.
Waarom is eiser het niet eens met het terugkeerbesluit?
3. Eiser voert aan dat onbegrijpelijk is dat hij geen rechtmatig verblijf heeft, omdat hij van zijn onrechtmatig verblijf geen mededeling heeft gedaan. Verder voert eiser aan dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij in strijd met de Wav arbeid heeft verricht. Ook al zou hij in strijd met deze wet gewerkt hebben, dan kan dit volgens hem nog niet leiden tot het vervallen van de vrije termijn. [3] Tot slot voert eiser aan dat hij door het verrichten van arbeid in strijd met de geldende wetgeving niet beschouwd kan worden als een gevaar voor de openbare orde en dat in dat geval eerst een evenredigheidstoets had moeten plaatsvinden. [4]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat een terugkeerbesluit de vaststelling inhoudt dat een onderdaan van een derde land illegaal in Nederland verblijft en dat op hem de verplichting tot vertrek rust. [5]
4.1.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat niet is gebleken dat eiser rechtmatig in Nederland verbleef op het moment dat het terugkeerbesluit is opgelegd. Eiser heeft in beroep ook niet onderbouwd dat hij wel rechtmatig verblijf had, bijvoorbeeld omdat hij een opleiding volgt aan de Haagse Hogeschool. De stelling van eiser dat hij zich nog in de vrije termijn van 90 dagen bevond, is ook niet met stukken onderbouwd.
4.2.
Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van een brigadier van de politie Den Haag volgt dat eiser werkend in een Surinaamse winkel is aangetroffen en dat de werkgever niet over een tewerkstellingsvergunning voor eiser beschikte. [6] In beginsel mag verweerder van de juistheid van een op ambtseed opgemaakt en ondertekend proces-verbaal uitgaan. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waarom in dit geval niet van de inhoud van het proces-verbaal kan worden uitgegaan. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt of met stukken onderbouwd dat hij wel in overeenstemming met de Wav arbeid heeft verricht. [7] De enkele stelling dat hij nog gedurende de vrije termijn van 90 dagen in Nederland verbleef, is hiertoe onvoldoende. Zoals verweerder in het verweerschrift terecht heeft gesteld, is het eiser ook tijdens deze vrije termijn niet toegestaan om arbeid voor een werkgever in strijd met de Wav te verrichten. [8]
4.3.
Aangezien niet is gebleken dat eiser rechtmatig verblijf had, heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 28 dagen mogen opleggen. Verweerder heeft dit ook voldoende gemotiveerd. Voor het opleggen van het terugkeerbesluit is namelijk niet van belang of eiser aangemerkt kan worden als een gevaar voor de openbare orde.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Eiser verwijst naar artikel 20 in samenhang met artikel 5 [oud] van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.
4.Eiser verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 december 2019, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen E.P. (ECLI:EU:C:2019:1071).
5.Volgens Richtlijn 2008/115/EG.
6.Proces-verbaal van gehoor TKB van 16 december 2021.
7.Volgens artikel 2, eerste lid, van de Wav.
8.Zie artikel 8, aanhef en onder i, in samenhang met artikel 12, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.