ECLI:NL:RBDHA:2022:792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
NL21.18318
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.J. Metselaar, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het beroep was beslist. De zitting vond plaats op 6 januari 2022, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Tijdens de zitting was er ook een tolk, C. de Bree, aanwezig via een telefoonverbinding.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat in een andere zaak, met nummer NL21.18317, het beroep van verzoeker ongegrond is verklaard. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.18318

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.P. Ufkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat hij niet zal worden uitgezet voordat er op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak met nummer NL21.18317, op 6 januari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk via een telefoonverbinding is verschenen C. de Bree. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag in de zaak met nummer NL21.18317 heeft de rechtbank het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft ongegrond verklaard. Om die reden wordt het verzoek afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.