ECLI:NL:RBDHA:2022:7957
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. T.R. Hüpscher, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 18 juli 2022 had besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Dit besluit was genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.
Tijdens de zitting op 28 juli 2022, die plaatsvond in Breda, zijn de verzoeker en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door mr. C.W.M. van Breda. Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, onder verwijzing naar een eerdere uitspraak in een aanverwante zaak (NL22.13841), waarin de rechtbank ook al had geoordeeld over het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt.