ECLI:NL:RBDHA:2022:7985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 20/4912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres. Eiseres, die sinds 2013 ziek was door fysieke en psychische klachten, had een WIA-uitkering ontvangen, maar deze werd per 11 mei 2020 beëindigd op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het UWV concludeerde dat eiseres op dat moment voor 19,10% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat zij geen recht meer had op de uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische situatie slechter was dan door het UWV was vastgesteld. Ze voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen en dat de functies die haar werden aangeboden niet geschikt waren.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten om de WIA-uitkering te beëindigen. De rechtbank stelde vast dat de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig te werk waren gegaan en dat hun rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank vond dat eiseres niet voldoende had onderbouwd dat de vastgestelde beperkingen onjuist waren en dat zij niet in staat was om de aangeboden functies te vervullen. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten eenduidig en zonder tegenstrijdigheden waren en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd waarom de functies geschikt waren. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de beëindiging van de WIA-uitkering ongedaan te maken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4912

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T. Ertekin),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, UWV.

Procesverloop

Met het besluit van 10 maart 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 11 mei 2020 beëindigd.
Met het besluit van 16 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 1 oktober 2020 heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 26 februari 2021 heeft de rechtbank het door eiseres tegen de uitspraak van 1 oktober 2020 ingediend verzet gegrond verklaard.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1. Eiseres werkte sinds 14 april 2007 als schoonmaakmedewerkster bij [B.V.] B.V. (hierna: de werkgever) voor 37,93 uur per week. Zij heeft zich op 10 juni 2013 wegens fysieke en psychische klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld. Op grond van de resultaten van een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV eiseres voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht. Het UWV heeft eiseres vervolgens een WIA-uitkering toegekend met ingang van 8 juni 2015.
3. De werkgever heeft op 16 december 2019 een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres aangevraagd.
4. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek gedaan. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) d.d. 25 februari 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres gezien haar beperkingen niet in staat is om haar eigen werk als schoonmaakmedewerkster te verrichten, maar dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 80,90% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 19,10%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres?

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter dan is aangenomen door de verzekeringsartsen van het UWV en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft vastgelegd in de FML van 25 februari 2020. Ook voert eiseres aan dat onvoldoende rekening is gehouden met haar vergeetachtigheid en dat er voor haar een urenbeperking had moeten worden vastgesteld. Zij is ook nog steeds onder specialistische behandeling voor haar psychische klachten.
7. Ten aanzien van de geduide functies stelt eiseres dat zij met haar beperkingen deze functies niet kan verrichten. Eiseres stelt tevens dat de arbeidsdeskundige niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de functies geschikt zijn. Eiseres geeft tevens aan dat het onbegrijpelijk is dat zij nu 19,10% arbeidsongeschikt is terwijl dit eerder nog 80 tot 100% was.

Waarover gaat deze zaak?

8. De vraag is of het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres met ingang van 11 mei 2020 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij per die datum voor 19,10% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt hierbij is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 11 mei 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Verder heeft zij bij betrokken de inhoud van de brief van psycholoog D. van Meggelen van 22 januari 2020. Zij heeft alle door eiseres naar voren gebrachte klachten, namelijk haar schouder/armklachten, haar handklachten en haar psychische klachten, beschreven. Op grond van de verkregen gegevens, de in het dossier aanwezige informatie en de bevindingen bij eigen onderzoek vindt de verzekeringsarts dat er sprake is van een ziekte c.q. stoornis welke aanleiding geeft beperkingen voor arbeid aan te nemen. Deze beperkingen heeft zij vastgelegd in de FML van 25 februari 2020. Om de medisch situatie van eiseres volledig in beeld te krijgen heeft de verzekeringsarts aanvullende informatie opgevraagd bij de huisarts ten aanzien van de handklachten.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapporten van 18 mei 2020 en 16 juni 2020 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd, gekeken naar wat eiseres in bezwaar naar voren had gebracht en informatie van de behandelaars bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid van eiseres dan de verzekeringsarts. Na zijn eerste onderzoek is nog informatie van de huisarts van eiseres ontvangen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze informatie ook nog bestudeerd en betrokken bij zijn medisch oordeel.
12. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft naar aanleiding van een dossieronderzoek, anamnese, lichamelijk en psychisch onderzoek vastgesteld dat eiseres beperkingen heeft die voortvloeien uit ziekte en/of stoornis. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat de vastgestelde beperkingen door de voorgaande verzekeringsartsen, ten aanzien van de linkerarm/schouder, sociaal functioneren en persoonlijk functioneren, nog actueel zijn. Ten aanzien van de rugklachten stelt de verzekeringsarts vast dat deze niet meer objectiveerbaar zijn, omdat eiseres heeft aangegeven weinig last te hebben van haar rug en ook bij onderzoek kunnen geen duidelijke afwijkingen worden vastgesteld. Eiseres is ook niet bekend met een structurele rugafwijking, aldus de verzekeringsarts. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
14
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 18 mei 2020 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Zo heeft hij overwogen dat er geen nieuwe medische feiten bekend zijn geworden die extra beperkingen in de FML rechtvaardigen. De bij de huisarts opgevraagde stukken geven volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft te kennen gegeven dat bij het lichamelijk onderzoek niet een duidelijk gestoorde handfunctie te zien is. Op het röntgenonderzoek is wel CMC 1 artrose (duimbasis) aan beide handen aangetroffen, links veel meer dan rechts. Maar in de FML is al rekening gehouden met een verminderde belastbaarheid van de handen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt in de FML dus ook in voldoende mate rekening gehouden met verminderde belastbaarheid als gevolg van een CMC 1 artrose van vooral de linkerhand.
15
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsartsen voldoende hebben uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen hoeven te worden aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiseres is daartoe twee keer in de gelegenheid gesteld, namelijk bij brief van de rechtbank van 4 augustus 2021 en bij brief van het landelijk inloopteam bestuursrecht van 1 april 2022. Eiseres heeft daar geen gebruik van gemaakt en dus niet met nieuwe medische stukken aannemelijk gemaakt dat de aangenomen beperkingen onvoldoende zijn en dat voor haar een urenbeperking had moeten worden gesteld. Het feit dat de voorgaande verzekeringsartsen meer beperkingen hebben aangenomen is geen reden om te kunnen stellen dat de huidige verzekeringsartsen dezelfde beperkingen opnieuw moeten aannemen. De verzekeringsartsen behoren aan de hand van de medische situatie van eiseres op datum in geding te beoordelen wat de beperkingen zijn en zijn hierbij niet verplicht om de beperkingen van de voorgaande verzekeringsgeneeskundige onderzoeken over te nemen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd waarom zij, voor sommige items, minder vergaande beperkingen heeft aangenomen.
16. Eiseres moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 25 februari 2020.
De arbeidskundige beoordeling
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen, omdat eiseres niet geschikt wordt geacht haar eigen werk als schoonmaakmedewerkster te verrichten. Het gaat om:
- ( sbc-code 242030) Medewerker tuinbouw;
- ( sbc-code 111171) Produktiemedewerker metaal en elektro-industrie;
- ( sbc-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 5 juni 2020 voldoende uitgelegd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De arbeidskundige gronden die eiseres heeft aangevoerd zijn in feite gericht tegen de in de FML van 25 februari 2020 vastgelegde medische belastbaarheid. Daarover heeft de rechtbank hierover onder punt 16 geoordeeld er geen aanleiding is om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op de datum in geding met de middelste van deze functies 80,90% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als schoonmaakmedewerkster, zodat eiseres voor de overige 19,10% arbeidsongeschikt is. Dat het arbeidsongeschiktheidspercentage in het verleden anders (hoger) is vastgesteld maakt niet dat datzelfde percentage op de datum in geding ook moet gelden; er zijn nu immers andere, minder forse, beperkingen voor eiseres vastgesteld en zij kan om die reden nu ook andere functies vervullen, waardoor haar verlies aan verdiencapaciteit nu veel lager is. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiseres per 11 mei 2020 te beëindigen.

De conclusie van de rechtbank

20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 augustus 2022 mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op:
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.