ECLI:NL:RBDHA:2022:8025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.13021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep behandeld in Middelburg en heeft onmiddellijk uitspraak gedaan na de zitting.

De rechtbank overweegt dat het niet in geschil is dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiser. De kern van de zaak is of Nederland deze verantwoordelijkheid moet overnemen op basis van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De rechtbank stelt vast dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat Nederland ervan uit mag gaan dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Eiser heeft niet aangetoond dat België deze verplichtingen niet zal naleven.

De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft onderbouwd dat België de Europese asielrichtlijnen en verdragsrechtelijke verplichtingen niet in acht zal nemen. De Belgische autoriteiten hebben de claim van eiser geaccepteerd, wat betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor de behandeling van het asielverzoek. Eiser heeft slechts een persoonlijke ervaring gedeeld over het ontbreken van een slaapplaats na de afwijzing van zijn asielaanvraag, wat niet voldoende is om aan te tonen dat België zijn verplichtingen niet zal nakomen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de humanitaire aspecten niet voldoende zijn onderbouwd door eiser, die pas op een later moment heeft aangegeven een partner in Nederland te hebben, zonder verdere details of bewijs te leveren. Daarom heeft de rechtbank besloten dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13021
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F.F.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, met de zaak NL22.13022, op 4 augustus 2022 op zitting behandeld in Breda. Partijen zijn, met bericht vooraf, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Wel in geschil is of Nederland die verantwoordelijkheid aan zich moet trekken met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. [1]
2. Uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen en dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat dit anders is.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. Eiser heeft niet onderbouwd dat België bij de behandeling van eisers asielverzoek de Europese asielrichtlijnen en verdragsrechtelijke verplichtingen niet in acht zal nemen. De Belgische autoriteiten hebben de claim geaccepteerd. Daarmee garanderen zij dat ze het asielverzoek in behandeling zullen nemen en mag ervan worden uitgegaan dat zij dat asielverzoek zorgvuldig zullen beoordelen. Eiser heeft slechts verklaard dat hij na de afwijzing van zijn asielaanvraag geen slaapplaats meer kreeg in België. Die handelwijze is volstrekt gebruikelijk en toelaatbaar en niet in strijd met het internationale recht.
4. De stelling dat humanitaire aspecten onvoldoende zijn betrokken bij de beoordeling of verweerder toepassing had moeten geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, treft evenmin doel. Eiser heeft tijdens het gehoor [2] verklaard geen partner te hebben. Hij heeft pas bij zienswijze aangevoerd dat hij een partner heeft in Nederland. Hij heeft nagelaten daarover details te verstrekken, laat staan bewijs aan te leveren. Reeds daarom heeft verweerder de humanitaire clausule niet hoeven toepassen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening EU Nr. 604/2013.
2.Gehoor van 15 januari 2022, p. 4.