ECLI:NL:RBDHA:2022:8102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/631493 KG ZA 22-578
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot verdeling van een woning in kort geding met niet traceerbare gedaagde

In deze zaak heeft eiseres, die gehuwd is geweest met de heer [de man], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet traceerbaar is. Eiseres vordert de toedeling van een woning aan haar, die zij in 1990 heeft gekocht, maar die in de huwelijksgemeenschap viel. Na de echtscheiding is de verdeling van de woning niet gerealiseerd. Gedaagde, een van de erfgenamen van de overleden [de man], is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. Eiseres stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de toedeling van de woning, omdat zij haar kinderen een 'jubelton' wil schenken. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat een kort geding zich niet leent voor het vaststellen van een verdeling, aangezien de rechten van gedaagde in het geding zijn. De voorzieningenrechter wijst de vordering af, omdat de spoedeisendheid onvoldoende is aangetoond en de rechten van gedaagde beter gewaarborgd zijn in een bodemprocedure. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/631493 / KG ZA 22-578
Vonnis in kort geding van 9 augustus 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.Y.M. Renken te Zoeterwoude,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedaagde,
niet verschenen.
Eiseres zal verder [eiseres] worden genoemd en gedaagde [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft de dagvaarding doen uitbrengen tegen 2 augustus 2022 en heeft ter zitting bij de daarin opgenomen eis volhard.
1.2.
Gedaagde is behoorlijk opgeroepen tegen die terechtzitting, maar hij is daar niet verschenen. Tegen gedaagde is verstek verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is gehuwd geweest met de heer [de man] . Het huwelijk is op 18 september 1992 ontbonden door inschrijving van het echtscheidingsvonnis in de registers van de burgerlijke stand. In het echtscheidingsvonnis is in het dictum de verdeling ten overstaan van een notaris bevolen van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
2.2.
Staande huwelijk heeft [eiseres] in 1990 een woning aan [adres] te [woonplaats] gekocht (verder: de woning). De woning is uitsluitend op haar naam gesteld, maar viel in verband met de huwelijksgemeenschap wel in de boedel. Verdeling/toedeling van de woning aan [eiseres] heeft na de echtscheiding niet plaatsgevonden.
2.3.
[de man] had al twee kinderen uit een eerdere relatie, waaronder [gedaagde] , en hij kreeg nog twee kinderen met [eiseres] . [de man] is op 18 november 2001 te Amsterdam overleden. Hij bleek geen testament te hebben opgemaakt, waardoor zijn vier kinderen ieder voor gelijke delen zijn erfgenamen zijn, en zij allen voor één achtste gerechtigd zijn in de onverdeelde gemeenschap van de woning, waarin [eiseres] voor de helft is gerechtigd.
2.4.
Toen [eiseres] in 2021 een hypotheek wilde afsluiten op de woning omdat zij haar twee kinderen geld wilde schenken, bleek haar van de bestaande onverdeeldheid. Pogingen de woning alsnog toegedeeld te krijgen zijn tot op heden mislukt omdat [gedaagde] blijkt te zijn vermist, althans niet traceerbaar is. Hij heeft Nederland met onbekende bestemming verlaten en navraag van de notaris heeft tot op heden geen resultaat opgeleverd.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert - zakelijk weergegeven – uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na vonnisdatum zijn medewerking te verlenen aan het verlijden van een notariële akte waarbij de woning aan [eiseres] wordt toegedeeld en te bepalen dat het vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de benodigde medewerking, indien [gedaagde] niet meewerkt, kosten rechtens.
3.2.
[eiseres] voert daartoe aan dat zij een spoedeisend belang heeft bij de toedeling van de woning aan haar, nu zij haar kinderen een ‘jubelton’ wil schenken en op korte termijn de mogelijkheid belastingvrij een dergelijk groot bedrag te schenken zal vervallen. Daarom kan een bodemprocedure niet worden afgewacht, aldus [eiseres] .

4.De beoordeling

4.1.
Aan [gedaagde] is verstek verleend. De voorzieningenrechter dient vervolgens te beoordelen of de vordering haar onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Die situatie doet zich hier naar voorlopig oordeel voor, zoals hierna zal blijken.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een kort geding zich in beginsel niet leent voor het vaststellen van een verdeling, nu daarbij geen sprake is van een voorlopige voorziening. Weliswaar wordt in dit geval medewerking van [gedaagde] aan de verdeling gevorderd, maar duidelijk is dat [gedaagde] niet traceerbaar is. Feitelijk wordt dan ook beoogd via de weg van artikel 3:300 BW tot spoedige toedeling van de woning aan [eiseres] te komen.
4.3.
De voorzieningenrechter wijst die vordering af. Daarbij is allereerst van belang dat vraagtekens kunnen worden gezet bij de spoedeisendheid van de vordering. De reden voor de gewenste snelle toedeling is gelegen in de wens van [eiseres] haar twee kinderen een ‘jubelton’ te schenken voordat de fiscale mogelijkheid daartoe vervalt. Die wens is op zich te respecteren, maar een onverplichte rechtshandeling als een schenking is onvoldoende reden voor de gevraagde spoedvoorziening, nu daarbij immers ook de aanspraken van [gedaagde] op de woning in het geding zijn. Weliswaar stelt [eiseres] dat toedeling van de woning aan haar zonder meer in de rede ligt, omdat zij er steeds van uit is gegaan dat de woning uitsluitend aan haar toebehoorde en zij daarvan ook alle lasten heeft gedragen, maar feit is dat de woning in de huwelijksgemeenschap met [de man] is gevallen. De vraag of de stellingen van [eiseres] er toe moeten leiden dat zij de woning toch zonder verdere verrekening krijgt toegedeeld, dient te worden beantwoord door de bodemrechter. In een dergelijke procedure zijn de rechten van [gedaagde] ook beter gewaarborgd dan in een kort geding. Op de uitkomst van de bodemprocedure kan in dit kort geding onder de gegeven omstandigheden niet vooruit worden gelopen. Dat klemt temeer daar niet is gebleken dat [eiseres] in staat is thans – in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure – zekerheid te stellen voor het (mogelijke) geldelijke aandeel van [gedaagde] in de waarde van de woning. Integendeel, uit haar verklaringen kan worden afgeleid dat zij voornemens is, na toedeling van de woning aan haar, de maximale hypotheekruimte te gebruiken om grote schenkingen aan haar twee kinderen te voldoen, waarbij geen ruimte meer resteert voor een separate depotstelling.
4.4.
Dat alles leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1806