ECLI:NL:RBDHA:2022:8132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/629416 / JE RK 22-1012
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De zaak is behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, de gecertificeerde instelling. De minderjarige verblijft momenteel in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, maar de kinderrechter heeft vastgesteld dat deze plek niet geschikt is voor hem. De minderjarige heeft te maken met complexe problematiek, waaronder een reactieve hechtingsstoornis, trauma en gedragsproblemen, en er is nog geen zicht op een passende woonplek.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder van de minderjarige heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek, maar heeft wel haar zorgen geuit over de huidige situatie van haar kind. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van één jaar, tot 15 juli 2023. Dit is noodzakelijk om de regie over de hulpverlening te behouden en om te blijven zoeken naar een passende plek voor de minderjarige. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/629416 / JE RK 22-1012
Datum uitspraak: 14 juli 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 16 mei 2022 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats]

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. N. Schiettekatte, te Rotterdam.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 14 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar heeft daar geen gebruik van gemaakt.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te [verblijfplaats]
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 15 juli 2021 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 15 juli 2021 tot 15 juli 2022 en een machtiging verleend hem gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 15 juli 2021 tot 15 januari 2022. Bij beschikking d.d. 14 januari 2022 is de machtiging uithuisplaatsing verlengd van 15 januari 2022 tot 15 februari 2022 en bij beschikking d.d. 14 februari 2022 is de machtiging uithuisplaatsing verlengd van 15 februari 2022 tot 15 juli 2022.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de periode van één jaar.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Bij [minderjarige] is sprake van een reactieve hechtingsstoornis, trauma en gedragsproblemen. De behandeling van [minderjarige] bij de [verblijfplaats] is gestart, nadat hij lange tijd op de wachtlijst heeft gestaan. Er is nog geen zicht op een passende woonplek voor [minderjarige] in de regio [woonplaats] Hij is in augustus 2020 in [verblijfplaats] geplaatst en zit daar niet op zijn plek. Er zijn daar voor hem teveel prikkels en er wordt al vanaf januari 2021 naar een andere woonplek gezocht. Vanuit de groep is aangegeven dat er regelmatig incidenten zijn. [minderjarige] neemt dan zijn medicatie niet in, automutileert wanneer de spanning oploopt of conflicten heeft met groepsleden. Daarnaast is zijn contact met meisjes een zorg, waar hij zelf spanning van ondervindt. Jeugdformaat heeft aangegeven dat zij een gezinshuis geen passende plek voor [minderjarige] vinden. [minderjarige] is bij veel zorgaanbieders aangemeld, maar de meeste zorgaanbieders geven aan geen passend aanbod voor [minderjarige] te hebben of zijn problematiek te zwaar voor hun setting te vinden. Er wordt nu buiten de regio naar een plek gezocht. Er is onderzocht of [minderjarige] bij de vader kon gaan wonen, maar de vader heeft aangegeven door zijn lichamelijke problemen en werk nu niet voor [minderjarige] te kunnen zorgen en deel te kunnen nemen aan de behandeling bij Youz. Een plaatsing bij de vader is dus geen optie meer. Een terugplaatsing bij de moeder is niet haalbaar, volgens de moeder, [minderjarige] en de gecertificeerde instelling. De bezoeken van [minderjarige] aan de moeder zijn op verzoek van [minderjarige] tijdelijk stopgezet geweest, maar zijn inmiddels weer opgestart. De relatie tussen de ouders is verstoord. Dit maakt dat [minderjarige] loyaliteitsproblemen ervaart. De komende periode dient gewerkt te worden aan het verbeteren van het contact tussen de ouders. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing zijn nodig, omdat er nog geen duidelijkheid is over het perspectief van [minderjarige] .
Namens de moeder heeft haar advocaat het volgende naar voren gebracht. De moeder voert geen verweer tegen het verzochte. Zij vraagt zich wel af wat het plan voor de komende tijd is. De moeder vindt het prettig als [minderjarige] in de buurt komt wonen. Het is te hopen dat er duidelijkheid komt. De plek waar [minderjarige] nu zit, is alleen maar schadelijk voor hem en zijn problematiek is verergerd de afgelopen twee jaren. Het heeft ook erg lang geduurd voordat zijn behandeling van de grond is gekomen.
De moeder heeft – in aanvulling op hetgeen haar advocaat naar voren heeft gebracht – aangegeven dat zij weer contact heeft met [minderjarige] na een periode van geen contact. [minderjarige] heeft veel schadelijke dingen meegekregen en overgenomen tijdens zijn verblijf te [verblijfplaats] , zoals weglopen, automutilatie en dreigen met suïcide. De moeder wil dat [minderjarige] goede hulp krijgt. Een driemilieu-voorziening in de buurt van de moeder, lijkt de moeder nu een ideale plek voor [minderjarige] .

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] door zijn problematiek op dit moment niet bij (een van) de ouders kan wonen, zoals ook door de ouders zelf wordt aangegeven. Er wordt al geruime tijd gezocht naar een passende plek voor [minderjarige] . De plek te [verblijfplaats] waar hij nu verblijft, is niet geschikt voor hem en heeft [minderjarige] niet veel gebracht, eerder kan men de vraag stellen of deze plek niet op negatieve manier heeft bijgedragen aan zijn complexe gedragsproblematiek. Het is ook onbegrijpelijk - en diep treurig - dat een kind met problematiek zoals [minderjarige] pas heel recent op die plek een vorm van behandeling heeft kunnen krijgen. [minderjarige] is verder bij veel instanties afgewezen, omdat zij aangeven hem geen plek te kunnen bieden die past bij zijn problematiek. Er is voorlopig dan ook geen zicht op een vervolgplek. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat de jeugdbeschermer het komende jaar bij [minderjarige] betrokken blijft om de regie te blijven voeren over de ingezette en in te zetten hulpverlening. Daarnaast ziet de kinderrechter geen andere mogelijkheid dan de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen, terwijl de huidige plaatsing [minderjarige] geen goed doet. Het komende jaar moet de zoektocht naar een passende plek worden voortgezet en moet verder worden ingezet op verbetering van de communicatie tussen de ouders.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 15 juli 2022 tot 15 juli 2023 met behoud van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 15 juli 2022 tot 15 juli 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2022 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.